Een registeraccountant (hierna: betrokkene) drijft een accountantskantoor in de vorm van een eenmanszaak en is daarnaast ook vennoot van een ander accountantskantoor. Dit laatste kantoor, waaraan geen andere accountant is verbonden, doch enkel een fiscalist en een accountant in opleiding, wordt in 2013 op basis van de Verordening op de Kwaliteitstoetsing NIVRA (hierna: VKt) getoetst door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van accountants (hierna: Nba).

Bij die toetsing komen vele zeer ernstige tekortkomingen aan het licht en het toetsingsteam heeft de Raad van Toezicht het voorstel gedaan om het eindoordeel ‘voldoet niet’ te geven. De indruk was ontstaan dat betrokkene feitelijk niet of nauwelijks bemoeienis had met de accountantswerkzaamheden van het betreffende kantoor. In een daaropvolgend gesprek tussen de fiscalist van het kantoor, betrokkene, en de Raad van Toezicht begin 2014 belooft betrokkene zijn verbondenheid aan dat kantoor te beëindigen.

In juli 2014 heeft de Raad van Toezicht onder meer door middel van raadpleging van de website van het kantoor en raadpleging van het handelsregister geconstateerd dat de gemaakte afspraken niet zijn nagekomen, in die zin dat betrokkene zich nog steeds afficheerde als een accountantskantoor en lid van de Nba, onder aanbieding van accountantswerkzaamheden. Uiteindelijk staakte betrokkene zijn werkzaamheden pas eind 2014.

Dit heeft ertoe geleid dat de Nba een tuchtklacht indiende. De algemene klacht betrof een tekortschietend stelsel van kwaliteitsbeheersing. Klaagster onderbouwde haar klacht op grond van de beschreven gang van zaken en aan de hand van twee getoetste samenstellingsdossiers.

Voor wat betreft de eerdere kantoortoetsing, oordeelt de Accountantskamer dat de daaropvolgende (overeengekomen) beëindiging van de dienstverlening nodig was, gezien de constatering van de toetsers dat het kantoor onder meer niet beschikte over een handboek waarin het kwaliteitsbeleid en de te volgen procedures waren vastgelegd. Ook op andere wijze had het kantoor geen kwaliteitssysteem vastgelegd waaruit volgde op welke wijze werd gewaarborgd dat bij de uitvoering van de opdrachten de daarvoor geldende wet- en regelgeving werd nageleefd. Het kantoor had voorts geen klokkenluidersregeling en had geen waarnemingsovereenkomst met een ander kantoor. Gezien de ernst van deze tekortkomingen had betrokkene veel eerder zijn verbondenheid aan die accountantspraktijk moeten beëindigen, meende de tuchtrechter.

De Nba wijst de Accountantskamer, ter onderbouwing van haar klacht, daarnaast op verschillende tekortkomingen in twee samenstellingsdossiers. Betrokkene was aan het kantoor verbonden en had dus ook verantwoordelijkheid voor de door het kantoor verrichte samenstellingsopdrachten, oordeelt de Accountantskamer. Dat hij volgens eigen zeggen geen betrokkenheid had bij de uitvoering van deze opdrachten, toont dat hij deze verantwoordelijkheid heeft miskend.

Al met al oordeelt de Accountantskamer dat de klacht gegrond is. Aangezien het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij voortzetting van accountantswerkzaamheden door betrokkene, acht de Accountantskamer de maatregel van doorhaling passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt bepaald op 18 maanden.

Accountantskamer 18 december 2015, zaaknummer 15/1401

http://tuchtrecht.overheid.nl/nieuw/accountants/uitspraak/2015/ECLI_NL_TACAKN_2015_155