Op 22 april 2013 heeft betrokkene, accountant en ondernemer met een eenmanszaak, (persoonlijk) een aangifte omzetbelasting ingediend over het eerste kwartaal 2013 en door middel daarvan verzocht € 192.250,- aan hem te betalen. Naar aanleiding van deze aangifte heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek uitgevoerd. Op grond van de bevindingen uit dit boekenonderzoek heeft de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting voor een bedrag van € 192.250,- opgelegd. Betrokkene heeft zich per 1 oktober 2013 uitgeschreven uit het accountantsregister.

Medio 2014 is klager, het functioneel parket van het OM, een strafrechtelijk onderzoek gestart naar gedragingen van betrokkene in perioden, waarin hij nog stond ingeschreven in het register. Bij vonnis van 8 september 2014 heeft de rechtbank Overijssel betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, ter zake van belastingfraude, gepleegd in de periode van 14 april 2010 tot en met 28 april 2014, en valsheid in geschrift, gepleegd in de periode van 1 december 2006 tot en met 15 juli 2014. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.

Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht ligt het verwijt dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels tot aan de datum van zijn uitschrijving uit het register per 1 oktober 2013, doordat hij aangiften omzetbelasting opzettelijk onjuist heeft gedaan en aan de Belastingdienst onderliggende kosten- en omzetfacturen heeft verstrekt welke door betrokkene valselijk zijn opgemaakt.

Betekenis komt in deze klachtzaak toe aan de omstandigheid dat betrokkene de litigieuze werkzaamheden en de hem verweten gedragingen heeft verricht in zijn hoedanigheid van accountant (en als ondernemer met een eenmanszaak), zodat de hem verweten gedragingen vallen onder beroepsmatig handelen als bedoeld in artikel 33 Wet RA c.q. in het kader van zijn beroepsuitoefening zijn verricht, als bedoeld in artikel 42 Wab. Daarop heeft geen invloed dat betrokkene in persoon volledig, ook met zijn privévermogen, financieel verantwoordelijk is voor de onderneming. Zulks brengt met zich dat het aan betrokkene verweten handelen over de gehele door klager opgevoerde periode aan het oordeel van de tuchtrechter onderworpen is.

Gezien voormeld onherroepelijk strafvonnis is de Accountantskamer van oordeel dat de klacht in voldoende mate door klager aannemelijk is gemaakt en derhalve in zoverre gegrond is. Dit leidt tot de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register met een verbod tot herinschrijving voor de komende 10 jaren.

Accountantskamer 12 december 2014

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TACAKN_2015_54