De AFM heeft de Belastingdienst op 20 juni 2012 een lijst toegezonden met alle beleidsbepalers van instellingen die onder toezicht staan bij de AFM, met onder meer het verzoek mee te delen welke beleidsbepalers bij de Belastingdienst bekend zijn als zogeheten inkeerders. De Belastingdienst heeft de gevraagde lijst binnen een maand aan de AFM verstrekt. Eiser staat op deze lijst vermeld als inkeerder.

Naar aanleiding van de toegezonden lijst is door de AFM aan eiser een aanwijzing gegeven op grond van artikel 1:75, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) die inhoudt dat eiser binnen vijftig werkdagen uit zijn functie wordt ontheven. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Artikel 43c, eerste lid, aanhef en onder s, van de Uitvoeringsregeling AWR heeft specifiek betrekking op de gegevens die de Belastingdienst aan de AFM mag verstrekken ter uitvoering van de betrouwbaarheidstoetsing. De AFM baseerde het (zeer omvangrijke) informatieverzoek op dit artikel terwijl dit daarvoor geen grondslag bood. Immers, uitsluitend informatie over opgelegde vergrijpboetes mag worden verstrekt en geen informatie over andere fiscale aangelegenheden zoals het gebruik maken van de Inkeerregeling.

De rechtbank oordeelt dan ook dat de AFM ten behoeve van de betrouwbaarheidstoetsing bij de Belastingdienst geen informatie mag opvragen over andere fiscale aangelegenheden dan vergrijpboetes. Van de AFM mag worden verwacht dat zij zich bewust is van het belang en de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht en geen daarmee strijdige verzoeken om informatie doet. De AFM heeft mitsdien zonder wettelijke grondslag fiscale informatie opgevraagd. De rechtbank concludeert dat de AFM de gegevens heeft verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelend overheidsorgaan mag worden verwacht dat het gebruik van deze gegevens onder alle omstandigheden onrechtmatig moet worden geacht, zodat de AFM de door de Belastingdienst verstrekte gegevens niet ten grondslag mocht leggen aan het bestreden besluit.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.

Rechtbank Rotterdam, 4 juni 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:3894
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2015:3894