Cryptodienstverlener Bitonic heeft een kort geding aangespannen tegen DNB, omdat zij meent dat de door DNB gehanteerde registratievereisten verder gaan dan noodzakelijk en in strijd zijn met de privacywetgeving. In geschil is onder meer of DNB mag eisen dat Bitonic bij iedere transactie van en naar een externe wallet moet vaststellen dat deze persoon daadwerkelijk de ontvanger of verzender is. De voorzieningenrechter schrapt deze registratievereisten niet direct, maar vindt wel dat DNB deze binnen 6 weken nader moet onderbouwen.

Registratieverplichting aanbieders cryptodiensten

Op basis van de Europese vijfde anti-witwasrichtlijn is een registratieplicht voor aanbieders van cryptodiensten geïntroduceerd in de Wwft. DNB heeft het bedrijf Bitonic een registratie verleend voor het aanbieden van cryptodiensten (het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en het aanbieden van bewaarportemonnees).

Een van de vereisten die bij de registratie door DNB wordt gesteld, is dat Bitonic de identiteit en de woonplaats van een klant vaststelt, controleert en screent tegen de sanctielijsten. Dat betekent volgens DNB dat Bitonic bij iedere transactie van en naar een externe wallet moet vaststellen dat deze persoon daadwerkelijk de ontvanger of verzender is (in de uitspraak aangeduid als ‘registratievereiste’). Bitonic heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van DNB, waarbij de kern van het bezwaar is dat dit registratievereiste geen deugdelijke wettelijke basis heeft.

Ontvankelijkheid

DNB stelt zich op het standpunt dat het registratievereiste rechtstreeks voortvloeit uit de wet en daarmee geen onderdeel uitmaakt van het besluit. De voorzieningenrechter is met Bitonic van oordeel dat het registratievereiste onlosmakelijk met het besluit verbonden is en daarmee een zelfstandig onderdeel van het besluit is, ook al wordt het registratievereiste niet expliciet in het registratiebesluit benoemd.

Als gevolg van het registratievereiste wordt Bitonic naar eigen zeggen gedwongen meer gegevens te vragen dan nodig is. Zij acht dit in strijd met de privacyregelgeving. Nu deze eis alleen in Nederland wordt gesteld, wordt haar concurrentiepositie (en die van andere aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta in Nederland) ernstig aangetast. Dat kost klanten en leidt tot onherstelbare gevolgen in verband met de marktpositie. Daarnaast brengt het een onevenredig zware administratieve belasting met zich. Daarmee heeft Bitonic aannemelijk gemaakt dat zij voldoende spoedeisend belang heeft. Het verzoek om in kort geding te beslissen is daarmee ontvankelijk.

Proportioneel en noodzakelijk?

Hoewel DNB zich op het standpunt stelt dat zij de ruimte biedt aan aanbieders om oplossingen te kiezen, vraagt de voorzieningenrechter zich wel af of het uitgangspunt van DNB wel proportioneel en noodzakelijk is om de doelstellingen van de wetgeving na te leven. Dit betekent niet dat het registratievereiste evident onjuist of onrechtmatig is. Daarvoor is diepgaander onderzoek nodig, dat in bezwaar door DNB kan worden verricht.

Het registratievereiste wordt niet geschorst. Wel moet DNB het registratievereiste nader motiveren in de beslissing op bezwaar. Het ligt volgens de voorzieningenrechter in de rede dat DNB in dat kader in gesprek gaat met Bitonic over de wijze waarop zij haar verplichtingen op grond van de Sanctieregelgeving naleeft. De voorzieningenrechter draagt DNB op om binnen 6 weken op het bezwaar van Bitonic te beslissen.

Rechtbank Rotterdam 7 april 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:2968