Verdachte wordt ervan verdacht opzettelijk onjuiste aangiften en suppleties omzetbelasting te hebben ingediend, valsheid in geschrift te hebben gepleegd en geldbedragen te hebben witgewassen.

Door de verdediging is betoogd dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Medevennoten zijn niet vervolgd en daarom zou sprake zijn van willekeur. Verder zijn er door de FIOD harde schijven in beslag genomen en defect aan verdachte geretourneerd waardoor verdachte niet in staat is na te gaan of er ontlastend materiaal op de harde schijf staat. Ook heeft verdachte geen inzicht mogen krijgen in een oorspronkelijk Excelbestand van de KNAB-bank.

De Rechtbank is van oordeel dat het OM ontvankelijk is in de vervolging. Er zijn geen objectieve en concrete aanwijzingen dat de (voormalig) medevennoten betrokken zijn geweest bij de strafbare feiten, zodat geen sprake is van willekeur. De Rechtbank overweegt dat niet nader geconcretiseerd is dat op de defectgeraakte harde schijven mogelijk ontlastend materiaal zou staan. De Rechtbank vindt het vervelend dat eigendommen zijn beschadigd, maar overweegt dat het geen schending oplevert van het recht op een eerlijk proces. De Rechtbank overweegt dat het dossier in ieder geval geen bewijsmateriaal bevat dat afkomstig is van die schijven.

Verdachte voert aan dat niet hij, maar zijn voormalige medevennoot de administratie voerde, dat hij de inloggegevens van verdachte heeft gestolen, dat met behulp van die gegevens op naam van verdachte de meeste in de tenlastelegging genoemde aangiftes/suppleties zijn ingediend en dat de medevennoot ook verantwoordelijk is voor alle onderliggende valse of vervalste documenten. Voor zover aangiftes en suppleties door verdachte zelf zijn ingediend, waren die gebaseerd op de beschikbare administratie.

De Rechtbank stelt vast dat verdachte deze verklaring eerst op zitting heeft afgelegd, nadat hij in zijn drie verhoren bij de FIOD had gezwegen. Verder heeft verdachte de vragen, die hem op zitting zijn gesteld, in geen enkel opzicht verhelderend kunnen beantwoorden. Het onderzoek waarvan het resultaat in het dossier is vastgelegd, levert evenmin enige aanwijzing op die steun zou kunnen bieden aan de verklaring van verdachte. Dit betekent volgens de Rechtbank dat niet eens kan worden gezegd dat er ook maar enig begin van aannemelijkheid is dat een ander dan de verdachte voor de verweten handelingen verantwoordelijk is te houden. De Rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring.

Verdachte heeft 13 valse facturen opgemaakt. Dit betreffen facturen waarbij de gefactureerde levering of dienst in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft verdachte die facturen gebruikt om meerdere malen onjuiste aangiften/suppleties omzetbelasting te doen in zijn hoedanigheid van directeur van twee eenmanszaken en feitelijk leidinggevende van twee VOF’s. Door deze handelwijze is een belastingnadeel van meer dan € 250.000 geleden.

De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het vervalsen van twee bankafschriften om te doen alsof stortingen van de Belastingdienst niet waren ontvangen. Tot slot heeft hij een deel van de uit de hierboven beschreven strafbare handelingen verkregen geldbedragen witgewassen. Verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen.

De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2019:9060