Rechtbank Rotterdam heeft uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die tientallen personen zou hebben opgelicht met schijnbeleggingen in cryptovaluta. Daarnaast wordt hem gewoontewitwassen ten laste gelegd. Verdachte deed zich daarbij voor als betrouwbare handelaar in cryptovaluta en beweerde een zelfontwikkelde trading bot te gebruiken waarmee beleggers hoge rendementen konden behalen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van dertig maanden. De verdachte ontkende echter enig oogmerk te hebben gehad zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen en stelde dat hij de ontvangen gelden gebruikte voor de beleggingsactiviteiten. In totaal gaat het om een schadebedrag van zeker € 1,3 miljoen. Maar liefst 64 benadeelde partijen voegden zich in het strafproces.
De rechtbank stelt vast dat verdachte opzettelijk tientallen personen heeft bewogen tot het afstaan van aanzienlijke geldbedragen en cryptovaluta. Via misleidende mededelingen en valse demo-accounts wekte hij de indruk dat hun geld via een trading bot werd belegd bij online brokers zoals CryptoRocket en Monityx. In werkelijkheid gebruikte verdachte de inleg voor privé-uitgaven en online gokken. De verdediging voert aan dat verdachte nooit uit was op eigen gewin en dat sprake was van een centrale beleggingspot, maar de rechtbank verwerpt dit verweer bij gebrek aan enig ondersteunend bewijs. Ook het argument dat niet met alle aangevers rechtstreeks contact is geweest, overtuigt niet: ook degenen die via tussenpersonen zijn benaderd, zijn door de oplichtingsmiddelen van de verdachte tot afgifte bewogen. Enkel ten aanzien van één betaling voor een licentie komt de rechtbank tot een partiële vrijspraak.
De rechtbank beoordeelt vervolgens de 64 vorderingen van de benadeelde partijen. Ondanks de omvang vindt de rechtbank dit geen onevenredige belasting van het strafproces, aangezien de vorderingen gelijksoortig van aard zijn en de verdediging voldoende gelegenheid tot verweer heeft gehad. Een groot deel van de vorderingen, onderbouwd met betaalbewijzen en verklaringen, wordt toegewezen. Vorderingen zonder onderbouwing worden niet-ontvankelijk verklaard, evenals schadeposten voor gemiste rendementen en immateriële schade, voor de behandeling daarvan verwijst de rechtbank naar de civiele rechter. In totaal wordt een schadebedrag van € 1,1 miljoen toegewezen, met inbegrip van wettelijke rente vanaf de datum van betaling.
Gezien de ernst van de feiten en de grote financiële en persoonlijke schade voor de slachtoffers acht de rechtbank een gevangenisstraf onvermijdelijk. Verdachte wordt veroordeeld tot 600 dagen gevangenisstraf, waarvan 241 dagen voorwaardelijk. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf van 240 uur op.
Rechtbank Rotterdam 25 april 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:5028
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2025:5028