Belanghebbende drijft een eenmanszaak wiens activiteiten bestaan uit ruimings-, rennovatie-, en opknapwerkzaamheden en het plaatsen van airco- en ventilatiesystemen. In 2013 is de eenmanszaak uit het handelsregister uitgeschreven. Uit een derdenonderzoek van de Belastingdienst – specifiek verklaringen van derden – zou blijken dat belanghebbende facturen zou hebben opgemaakt ten aanzien waarvan geen werkzaamheden zijn verricht. Naar aanleiding van het controleonderzoek legt de inspecteur over de jaren 2010 tot en met 2013 naheffingsaanslagen omzetbelasting (OB) op met vergrijpboetes. In eerste aanleg zijn de naheffingsaanslagen grotendeels in stand gelaten en de boetes verminderd tot € 1.758 (2010),
€ 9.419 (2011) respectievelijk € 17.600 (2012 en 2013).
Ten aanzien van de jaren 2010 en 2013 voert belanghebbende in hoger beroep nogmaals aan dat niet duidelijk is waar de administratie, waaronder de facturen, zich bevindt. Belanghebbende stelt dat zij de administratie destijds heeft ondergebracht bij haar voormalige accountant en dat zij verschillende pogingen heeft ondernomen om de facturen van hem te krijgen. Het hof volgt de rechtbank echter in diens overweging dat de bewijslast voor het recht op aftrek van de voorbelasting over 2010 en 2013 op belanghebbende rust en dat de verklaring voor het ontbreken van de administratie voor risico van belanghebbende komt.
Wat betreft de jaren 2011 en 2012 acht het hof het gelet op de verklaringen van derden niet aannemelijk dat belanghebbende de werkzaamheden heeft verricht die zij heeft vermeld op de door haar overgelegde facturen. De correcties zoals vastgesteld door de rechtbank blijven in stand.
De inspecteur heeft ter zitting – voor zover uit de uitspraak blijkt, zonder nadere motivering – het standpunt ingenomen dat de boetes moeten worden vernietigd. Het hof volgt dit standpunt en bepaalt tevens dat de inspecteur, nu de boetebeschikkingen zijn vernietigd, de door belanghebbende betaalde griffiekosten moet vergoeden.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 juni 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2043
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2023:2043