Belanghebbende drijft een eenmanszaak waarbij de bedrijfsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van een belasting- en bedrijfseconomisch advieskantoor Y BV. De echtgenote van belanghebbende is dga van X BV, een accountantsbureau.

Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld. De inspecteur heeft geconstateerd dat onder meer de verwerkte administratie niet aansluit met de winstaangiften en de aangiften omzetbelasting, dat er geen deugdelijke urenadministratie van de advieswerkzaamheden is en dat vaste urentarieven ontbreken. Ook is geconstateerd dat belanghebbende het onderhanden werk schattenderwijs bepaalt en dat van een aantal als zakelijke kosten verantwoorde uitgaven de facturen ontbreken.

Er zijn vergrijpboetes opgelegd, welke in geschil zijn.

Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij zelf de aangiften omzetbelasting heeft ingediend en de verschuldigde omzetbelasting heeft berekend. Gelet op de aard van de correctie, is het Hof van oordeel dat de aangiften met een aan opzet grenzende slordigheid zijn ingevuld. Tijdens het boekenonderzoek zijn relatief aanzienlijke aansluitverschillen geconstateerd, is gebleken dat belanghebbende ten onrechte geen omzetbelasting had aangegeven over het privégebruik auto en is vastgesteld dat ten onrechte het nultarief was toegepast op een binnenlandse levering.

Naar het oordeel van het Hof mag van een ervaren ondernemer die werkzaam is in de bedrijfsadvisering, worden verwacht dat hij dergelijke laakbare slordigheden niet begaat. Het Hof heeft de indruk dat belanghebbende niet de vereiste tijd, aandacht en zorg aan de aangifte heeft besteed en bijna het risico op de koop toe heeft genomen dat te weinig omzetbelasting zou worden betaald. Het Hof acht – ten aanzien van de omzetbelasting – een boete van 25% passend en geboden en ziet aanleiding om deze te matigen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met 10%.

Ten aanzien van de inkomstenbelasting heeft belanghebbende voor de meeste correcties geen onderbouwing overgelegd dan wel is de gegeven verklaring dusdanig vaag dat de kosten naar het oordeel van het Hof met laakbare slordigheid als bedrijfskosten in de aangifte zijn opgevoerd. Dit brengt met zich mee dat sprake is van grove schuld.

Ten aanzien van een enkele correctie is het Hof van oordeel dat belanghebbende bij de classificatie van de betaling als zakelijk een fiscale inschattingsfout heeft gemaakt die niet in die mate verwijtbaar is dat een vergrijpboete passend en geboden is. Het Hof zal de vergrijpboete verminderen in verband met deze inschattingsfout.

Voor het overige worden de vergrijpboetes verminderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met 10%.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2019:7701