Belanghebbende, voormalig bestuurder van twee BV’s, wordt door de Ontvanger aansprakelijk gesteld voor het onbetaald blijven van naheffingsaanslagen omzetbelasting en vergrijpboetes van de BV’s. De BV’s hebben tegen de beschikkingen bezwaar aangetekend, welke door de inspecteur niet-ontvankelijk zijn verklaard. De naheffingsaanslagen zijn door de inspecteur ambtshalve verlaagd naar € 24.481 en € 57.046. In geschil is of belanghebbende terecht en voor de juiste bedragen aansprakelijk is gesteld.

Beide BV’s hebben hun betalingsonmacht ruim een jaar na de datum van de naheffingsaanslagen en de boetes aan de Ontvanger gemeld. De Rechtbank overweegt dat de termijn voor het doen van een melding betalingsonmacht verstrijkt twee weken na de datum waarop de schuld moet zijn voldaan. De Rechtbank ziet geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Zodoende kan de bestuurder aansprakelijk worden gesteld voor de belastingschulden.

Belanghebbende stelt dat het bedrag van de aansprakelijkstelling te hoog is nu de naheffingsaanslagen voor een te hoog bedrag zijn vastgesteld. De ontvanger heeft de naheffingsaanslagen onderbouwd met controlerapporten ten aanzien waarvan de Rechtbank niet aan de juistheid twijfelt.

Wat betreft de aansprakelijkheid voor de boete (en heffingsrente) geldt een andere bewijslast. De Ontvanger moet aannemelijk maken dat het belopen van de boete aan belanghebbende is te wijten. Belanghebbende heeft betwist dat de bedragen van de vergrijpboetes juist zijn. De Ontvanger heeft alleen controlerapporten overgelegd zonder nader inzicht te hebben verschaft in de onderliggende administratie en aangifte. De Rechtbank is van oordeel dat de Ontvanger niet heeft voldaan aan de bewijslast dat de vergrijpboetes die toekomen aan BV’s aan belanghebbende zijn te wijten. Belanghebbende is dus voor wat betreft de vergrijpboetes ten onrechte aansprakelijk gesteld. Ook is niet gebleken dat het beloop van de heffingsrente aan belanghebbende is te wijten.

De Rechtbank vermindert de aansprakelijkstelling naar € 19.411 en € 52.087 zijnde de bedragen van de naheffingsaanslagen, zonder de bedragen van de boetes en heffingsrente.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2020:4506