Op 3 maart 2020 deed het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) uitspraak in een zaak van een betaaldienstverlener over de aan haar door DNB opgelegde boetes van in totaal € 120.000 voor onder andere het niet beschikken over een onafhankelijke compliance functie (in het kader van de Wet op het financieel toezicht) en overtredingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) in de jaren 2012, 2013 en 2014.

Ten aanzien van de Wwft waren bij het CBb nog de boetes aan de orde voor tekortschietende naleving van de verplichting tot cliëntmonitoring (artikel 3 Wwft) en voor de tekortschietende naleving van de opleidingsverplichting (art. 35 Wwft).

Cliëntmonitoring

DNB had in drie van de zeven onderzochte cliëntdossiers tekortkomingen geconstateerd. Bij aanvang van de relatie was geen schriftelijk risicoprofiel van de cliënt vastgelegd in het dossier. In de overige onderzochte dossiers was de risico-indeling niet uitgevoerd op basis van de juiste indicatoren, te weten de criteria die in het Handboek KYC van de instelling waren opgenomen en die betrekking hadden op de Wwft. Als niet duidelijk is waarom tot een bepaalde categorisering is gekomen, is ook niet duidelijk welke specifieke risico’s (vooral) van belang zijn in het kader van de door de instelling te verrichten controles in het kader van de naleving van de Wwft.

Volgens de instelling had zij wel aan haar verplichting voldaan. Zij stelde dat de cliëntmonitoring een open norm is en dat het aan de instelling is om te bepalen hoe hier invulling aan wordt gegeven. De Wwft schrijft volgens de instelling alleen voor tot welk resultaat het onderzoek moet leiden. Zij voegde daaraan toe dat in de periode 2012 tot en met 2014 de instellingen en de toezichthouders de Wwft anders invulden dan tegenwoordig.

Het CBB is het niet met de instelling eens. Het kunnen uitoefenen van “een voortdurende controle” veronderstelt dat de instelling de relevante gegevens met betrekking tot het risicoprofiel heeft vastgelegd. De boete blijft daarom in stand.

Opleidingsverplichting

De instelling betoogde dat zij een introductiecursus over de Wwft gaf aan nieuwe medewerkers, dat er do’s en don’t op het intranet stonden, dat er sprake was van ‘training on the job’ door koppeling van senior aan junior medewerkers en dat er regelmatig concrete zaken tijdens het werkoverleg werden besproken. Van de introductiecursus had de instelling echter geen slides of ander cursusmateriaal overlegd. Van overige (interne) cursussen was ook niet gebleken. Het intranet en het werkoverleg kunnen wat DNB betreft niet als (periodieke) opleiding worden gezien.

Ook hier waren de rechtbank en het CBb het met DNB eens. Het feit dat de compliance manager wel periodieke opleidingen had genoten deed hier niet aan af. Ook bij rechtbank en het CBb leverde de instelling geen verdere ondersteuning van haar stellingen omtrent het gebruikte introductiemateriaal, de interne procedures, de (herzieningen van) do’s en don’ts lijsten en ‘training on the job’. Ook voor deze overtreding liet het CBb de boete dus in stand.

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 3 maart 2020, ECLI:NL:CBB:2020:120