Verdachte is door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, omdat hij als feitelijk leidinggevende van zijn bedrijf opzettelijk onjuiste aangiften loonbelasting over 2017 en 2018 zou hebben gedaan door S&O-afdrachtsverminderingen toe te passen zonder over de vereiste S&O-verklaring te beschikken. In hoger beroep stelt verdachte dat geen sprake is van opzet, omdat hij erop vertrouwde dat een door hem in de arm genomen payrollbedrijf een S&O-verklaring zou aanvragen.

Verdachte stelt dat hij met het payrollbedrijf heeft afgesproken dat hij gebruik wilde maken van de afdrachtsvermindering en had afgesproken dat zij de daartoe vereiste S&O-verklaring zou aanvragen. Die afspraak is bevestigd in een e-mail van 22 december 2013. Op grond van deze afspraak verkeerde verdachte in de veronderstelling dat de betreffende verklaring was verstrekt en dat zijn bedrijf in aanmerking kwam voor het toepassen van afdrachtsvermindering. Derhalve zijn de aangiften niet opzettelijk onjuist ingediend.

Hof Amsterdam is het daar niet mee eens. De aangiften loonheffingen zijn telkens tweemaal gedaan: eerst door een administratie- en belastingadvieskantoor en vervolgens door verdachte zelf, waarbij de eerste aangifte steeds is overschreven door een nihilaangifte zodat er geen loonbelasting werd aangegeven en afgedragen.

Het hof is verder van oordeel dat verdachte op basis van dit enkele e-mailbericht er geenszins op had mogen vertrouwen dat de betreffende S&O-verklaring was aangevraagd, laat staan afgegeven. Het hof overweegt daarbij dat verdachte nimmer een bevestiging heeft ontvangen dat de verklaring daadwerkelijk was aangevraagd of afgegeven en dat hij ook zelf nooit een S&O-verklaring ten behoeve van zijn bedrijf heeft ontvangen. Daarbij is het volgens het hof opmerkelijk dat verdachte bedoeld e-mailbericht van 22 december 2013 eerst ter zitting in hoger beroep heeft overgelegd, terwijl hij zelf verklaarde dat het e-mailbericht voor hem destijds ‘het belangrijkste’ was. Dat de verdachte telkens achteraf zelf de aangiftes corrigeerde, geeft volgens het hof ook te denken.

Het hof houdt bij de straftoemeting rekening met een benadelingsbedrag van € 66.637. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat verdachte reeds eerder veroordeeld is voor verduistering. Het hof legt een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

Hof Amsterdam 21 april 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2146.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2022:2146