Tegen verdachte is een verdenking gerezen van het plegen van BTW-fraude. Hij zou rechtspersonen gebruiken om auto’s formeel in te voeren van buiten de EU, terwijl de auto’s in werkelijkheid binnen Nederland werden verhandeld. BV’s onder controle van verdachte traden in dit verband op als ‘tussen(rechts)personen’. Zij verkochten de ingevoerde auto’s op papier door aan ‘katvangers’, terwijl zij in werkelijkheid de auto’s inclusief BTW verkochten aan derden. De ontvangen BTW werd niet in de aangiften omzetbelasting opgenomen. Aan verdachte is kort gezegd tenlastegelegd het feitelijk leiding-  en opdrachtgeven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en het plegen van valsheid in geschrift, alsook deelname aan een criminele organisatie.

Ten aanzien van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting en valsheid in geschrift concludeert de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat niet alle gefactureerde omzet in de aangiften is vermeld en dat er ook teveel voorbelasting is geclaimd.  Rechtbank Overijssel oordeelt dat de facturen in dat verband valselijk zijn opgesteld. Deze gedragingen vonden volgens de rechtbank in de sfeer van de rechtspersoon plaats en verdachte heeft daartoe opdracht gegeven. Ter onderbouwing overweegt de rechtbank onder meer dat verdachte enig bestuurder was van medeverdachte BV 1, in die hoedanigheid verantwoordelijk was voor de aangiften omzetbelasting en dat hij ter zitting heeft verklaard dat hij zelf de facturen opstelde die niet overeenkwamen met de werkelijkheid. Mede gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden en het feit dat verdachte zich bewust was van de onjuistheden in de administratie is volgens de rechtbank tevens sprake van opzet.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met in ieder geval [medeverdacht bedrijf 1] B.V. en [naam 6] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Ten aanzien van de andere vennootschappen overweegt de rechtbank dat zij door de criminele organisatie van verdachte zijn gebruikt, zonder dat zij zicht hebben gehad of hadden moeten hebben op de fraude. De betrokken bedrijven hebben wel deel uitgemaakt van de fraudestructuur, maar hun handelen kan zozeer worden vereenzelvigd met het handelen van verdachte en zijn criminele organisatie, dat niet zozeer sprake is van een samenwerkingsverband van natuurlijke personen met meerdere rechtspersonen, maar van een crimineel samenwerkingsverband dat meerdere rechtspersonen als ‘werktuigen’ heeft gebruikt voor het plegen van fraude.

In het kader van de straftoemeting gaat de rechtbank uit van de LOVS-richtlijnen en een nadeelbedrag van bijna € 1.000.000. De rechtbank weegt strafmaatverhogend mee dat verdachte ten behoeve van het plegen van de fraude een criminele organisatie heeft opgezet. Ook de duur van de strafbare gedragingen, de leidende rol van verdachte en het misbruik van katvangers acht de rechtbank strafverzwarende omstandigheden. Vanwege overschrijding van de redelijk termijn met 1,5 jaar wordt de straf verminderd met 6 maanden.
De rechtbank komt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.

Rechtbank Overijssel 30 januari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:622

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:622