Naar aanleiding van het in maart verschenen verslag van de Europese Rekenkamer getiteld “De aanpak van intracommunautaire btw-fraude: er zijn meer maatregelen nodig” heeft de staatssecretaris van Financiën de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer per brief van een reactie voorzien. Hij gaat in de brief in op welke wijze de 14 aanbevelingen van de Europese Rekenkamer in het Nederlandse beleid passen en waarom sommige juist niet.

De staatssecretaris stelt voorop dat de aanpak van btw-fraude zijn bijzondere aandacht heeft. Alvorens in te gaan op de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer, schetst de staatssecretaris een beeld van de huidige Nederlandse antifraudeaanpak. Deze aanpak is gericht op het reduceren van de mogelijkheden tot fraude, het zo snel mogelijk stopzetten van lopende fraude en het voorkomen van nieuwe. Zodra het vermoeden van fraude bestaat, wordt preventief actie ondernomen: btw-nummers worden niet verleend of worden ingetrokken. Daarnaast onderkent de staatssecretaris het belang van een goede informatie-uitwisseling, in het licht waarvan de oprichting van Eurofisc (een early-warning netwerk) een stap in de goede richting is. Het combineren van aldus verkregen informatie met ‘nationale analyse methodiek’ kan verlies door btw-fraude snel en gericht beperken of voorkomen.

Wat betreft de aanbevelingen schrijft de staatssecretaris dat de Belastingdienst sinds enige tijd werkt met zogenoemde waarschuwingsbrieven. Via deze brieven worden ondernemers geïnformeerd dat ze vermoedelijk betrokken zijn bij frauduleuze ketens. Deze brieven liggen in lijn met aanbeveling 10 van de Rekenkamer. Voorts wijst de staatssecretaris op het ‘fraude analyse instrument’ (Transaction Network Analysis). Lidstaten die dit willen kunnen hiermee van start gaan. Hiermee is een gezamenlijke risicoanalyse in EU-verband een feit (aanbeveling 4). Ook trachten de Belastingdienst, Douane en FIOD de informatie-uitwisseling te optimaliseren, waarbij nadrukkelijk aansluiting wordt gezocht bij andere EU-lidstaten. In dit verband worden, indien nodig, ook grensoverschrijdende controles ingesteld (aanbeveling 2, 3 en 11).

Een aantal aanbevelingen acht de staatssecretaris niet passend binnen het Nederlandse beleid (aanbeveling 5, 9, 12 en 14). Redenen hiervoor zijn dat deze aanbevelingen naar zijn mening niet effectief zijn, nadelig zijn voor het bona fide Nederlandse bedrijfsleven en soms zelfs fraude in de hand te kunnen werken. Een voorbeeld hiervan is het toekennen van twee btw-nummers: 1 voor nationaal gebruik en 1 voor internationaal gebruik.

De staatssecretaris wijst er tot slot op dat een groot aantal van de aanbevelingen inmiddels zijn weg heeft gevonden in de raadsconclusies naar aanleiding van het Btw-actieplan.

Brief staatssecretaris van Financiën, 27-5-2016

https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2016/05/27/kamerbrief-betreffende-reactie-op-verslag-europese-rekenkamer-over-btw-fraude/kamerbrief-betreffende-reactie-op-verslag-europese-rekenkamer-over-btw-fraude.pdf