Deze zaak betreft de partner van de belanghebbende in de voormelde zaak. Belanghebbende en haar partner vermelden over meerdere belastingjaren hun buitenlandse vermogen niet in de aangiften inkomstenbelasting. De inspecteur heeft ook aan belanghebbende navorderingsaanslagen met vergrijpboeten opgelegd. In geschil is of sprake is van opzet of grove schuld en of belanghebbende recht heeft op een dwangsom vanwege niet tijdig beslissen.

 

Belanghebbende stelt dat de inspecteur onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van opzet of grove schuld. De onderbouwing die de inspecteur geeft heeft alleen betrekking op de partner. Met betrekking tot belanghebbende is geen boeterapport opgesteld. Daarnaast stelt belanghebbende dat zij ook niet hoefde te weten dat haar partner vermogen in het buitenland bezat. Daarom kan haar ook niet worden verweten dat zij dat vermogen niet heeft vermeld in haar aangiften.

 

De rechtbank overweegt ten aanzien van de vergrijpboeten dat belanghebbende de rubrieken over het buitenlands vermogen niet heeft ingevuld bij het doen van aangifte. Belanghebbende heeft niet toegelicht waarom zij dat niet heeft gedaan. De bewijslast ter zake van de feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet rust op de inspecteur. De inspecteur heeft in casu echter geen feiten gesteld – laat staan doen blijken – waaruit volgt dat belanghebbende op de hoogte was van de omvang van het buitenlands vermogen van de partner, waardoor dit onvoldoende is gesteld. Zelfs als de rechtbank zou oordelen dat aannemelijk is dat belanghebbende op de hoogte was van het bestaan van buitenlands vermogen is dit niet voldoende, omdat de desbetreffende feiten en omstandigheden overtuigend moeten worden aangetoond. De inspecteur heeft hiervoor onvoldoende gesteld. De rechtbank verwerpt ook de stelling van de inspecteur dat sprake zou zijn van grove schuld, omdat de inspecteur onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat belanghebbende grove schuld heeft ten aanzien van het niet vermelden van het buitenlandse vermogen van de partner in de aangiften. De rechtbank vernietigt de vergrijpboeten.

Tot slot is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende recht heeft op een dwangsom, omdat door de inspecteur niet tijdig op de bezwaren is beslist. De rechtbank stelt de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442.

 

Rb. Gelderland 6 mei 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2290 (6 juni gepubliceerd)