Belanghebbende drijft een administratiekantoor. De firmanten van dit kantoor zijn A, B en C. Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van aangiften omzetbelasting 2010 tot en met 2014. Uit het rapport is naar voren gekomen dat A, die de dagelijkse administratie verzorgt, voor de onderhavige jaren de hoogte van de aangiften berekend heeft op een kladblaadje omdat de administratie niet goed was bijgehouden. A is in de gelegenheid gesteld de administratie op orde te brengen, waarna de aangiften zijn vergeleken met de administratie. De aangegeven bedragen komen niet overeen met de op orde gebrachte administratie. Daarnaast is het kasstelsel toegepast voor het bepalen van de verschuldigde omzetbelasting, hetgeen niet is toegestaan. Belanghebbende had het factuurstelsel moeten hanteren.

In totaal wordt ruim € 100.000 omzetbelasting nageheven. Daarnaast zijn vergrijpboetes opgelegd op grond van zowel art. 67f AWR als art. 10a AWR. In geschil is of de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes in de onderhavige jaren terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

Belanghebbende voert aan dat de vergrijpboetes niet terecht zijn opgelegd omdat zij het kasstelsel wel heeft mogen toepassen en ook de inspecteur het kasstelsel en het factuurstelsel door elkaar gebruikt. Volgens het Hof mocht belanghebbende er niet op vertrouwen dat de inspecteur toepassing van het kasstelsel had geaccordeerd. Bovendien sluiten, ook indien van het kasstelsel zou worden uitgegaan, de aangiften omzetbelasting niet aan bij de administratie van belanghebbende.

De inspecteur is volgens het Hof geslaagd in de bewijslast dat belanghebbende bewust en stelselmatig te weinig omzetbelasting op aangifte voldeed. Het Hof vindt een totale boete van 50% over de nageheven belasting wegens voorwaardelijk opzet in beginsel op zijn plaats. Dit geldt voor de art. 67f- en de art. 10a-boetes gezamenlijk. De art. 67f-boetes zijn wel met 10% verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure bij de rechtbank. De art. 10a-boetes blijven in stand, omdat belanghebbende daartegen geen bezwaar had gemaakt.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2020:9549