Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting alsmede boeten opgelegd, omdat bekend zou zijn geworden dat belanghebbende vermogen aanhield op buitenlandse bankrekeningen.

Belanghebbende stelt dat de verkrijging van de microfiches door de justitiële autoriteiten in België jegens belanghebbende onrechtmatig is geweest en dat het bewijs in de fiscaalrechtelijke procedure moet worden uitgesloten. Het Hof overweegt dat de inspecteur van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal gebruik mag maken, tenzij dit bewijsmateriaal is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk overheid mag worden verwacht, dat dit onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Het Hof is zulks niet gebleken en is evenmin aannemelijk geworden, zodat het bewijsmateriaal – ongeacht of het in strafrechtelijke zin onrechtmatig is verkregen – in de fiscale zaak jegens belanghebbende mag worden gebruikt.

Ten aanzien van de boeten stelt belanghebbende dat deze moeten worden gematigd, nu belanghebbende geen gebruik heeft kunnen maken van de inkeerregeling en andere belastingplichtigen wel (tot 1 juli 2014), hetgeen leidt tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Het Hof overweegt – net als de Rechtbank in eerste aanleg – dat de inkeerregeling er was voor de meewerkers. De situaties van meewerkers en niet-meewerkers zijn niet gelijk, en er is derhalve geen sprake van schending van een gelijkheidsbeginsel. Als belanghebbende had meegewerkt, was er immers een lagere boete opgelegd.

Het Hof is verder van oordeel dat de inspecteur is geslaagd in het bewijs dat belanghebbende vermogen heeft aangehouden in het buitenland. Het Hof stelt vast dat het om aanzienlijke bedragen gaat. Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat de ingediende aangiften tot gevolg hadden dat te weinig belasting zou worden geheven, nu de rekeningen niet in de ingediende aangiften zijn vermeld. Daarbij wordt zwaar meegewogen dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van rekeningen bij een bank die was gevestigd in een land met bankgeheim.

Het Hof ziet in de omstandigheid dat de aanslagen met omkering van de bewijslast zijn opgelegd, welk oordeel doorwerkt in de grondslag van de boeten, reden om de boeten met 20% te matigen. Verder worden de boeten nog gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn..

Gerechtshof Amsterdam 16 november 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:4149

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2016:4149