Aan belanghebbende (een KB-Lux bankrekeninghouder) zijn diverse aanslagen inkomstenbelasting alsmede vergrijpboeten van 100% respectievelijk 300% opgelegd. De inspecteur heeft de vergrijpboeten verminderd tot 50 % van de verschuldigde belasting.

Belanghebbende stelt in beroep dat de boeten moeten worden verminderd tot 40% van de verschuldigde belasting.

Belanghebbende beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en verwijst daartoe naar beleid bij de Belastingdienst Eindhoven. Dienaangaande overweegt de Rechtbank dat belanghebbende geen concrete gevallen noch feiten en/of omstandigheden van die gevallen heeft aangevoerd, zodat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van rechtens en feitelijk gelijke gevallen. Reeds op die grond faalt volgens de Rechtbank het beroep op het gelijkheidsbeginsel.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de inspecteur met de vermindering van de boeten  tot 50% en met het volgen van de vaste gedragslijn met betrekking tot het Rekeningenproject, – welke gedragslijn op zichzelf niet in strijd is met artikel 6 EVRM, de wet of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur – het gelijkheidsbeginsel evenmin geschonden. De situatie van een ‘meewerker’ is volgens de Rechtbank feitelijk niet gelijk aan die van een ontkenner (zoals belanghebbende). Het feit dat een KB-Luxrekeninghouder (vóór het opleggen van de navorderingsaanslag, dan wel daarna doch vóórdat de uitspraak op bezwaar is gedaan) alsnog volledig meewerkt is aan te merken als een – zij het te laat- besef dat hij aan zijn inlichtingenverplichting behoort te voldoen en is daarmee naar het oordeel van de Rechtbank een voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging om bij die meewerkers de boete tot 50%, dan wel 75%, te beperken.

De Rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Rechtbank Noord-Holland, 14 juli 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:5733

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2017:5733