Na de Russische inval in Oekraïne op 24 februari 2022 zijn er sanctiemaatregelen afgekondigd, waaronder handelsverboden voor militaire goederen en beperkingen op de levering van goederen voor de burgerluchtvaart. In deze strafzaak wordt een rechtspersoon vervolgd voor het overtreden van de Sanctiewet. Volgens het OM zou verdachte lucht- en ruimtevaartonderdelen hebben verkocht aan Russische bedrijven na het ingaan van de handelsverboden. Daarnaast zou verdachte actief de sanctiewetgeving hebben omzeild door bedrijven in Tadzjikistan, Servië en Turkije als ontvanger op te geven, terwijl de goederen in werkelijkheid bestemd waren voor Russische bedrijven.

Rechtbank Rotterdam acht bewezen dat verdachte luchtvaartonderdelen heeft geleverd aan Russische afnemers. De andersluidende verklaring van de vertegenwoordiger van verdachte schuift de rechtbank als niet geloofwaardig ter zijde. Ook acht de rechtbank bewezen dat de medeverdachte actief heeft gezocht naar alternatieve routes om de sancties te omzeilen, wat de rechtbank als bewijs beschouwt voor het opzettelijk begaan voor de overtredingen.

Ten aanzien van de strafoplegging oordeelt de rechtbank dat van een onderneming die al jaren vliegtuigonderdelen leverde aan onder andere Russische afnemers, mocht worden verwacht dat zij na het afkondigen van de sancties haar verlies zou nemen en zou gaan zoeken naar andere legale afzetmarkten. Verdachte deed het tegenovergestelde. Uit het dossier, met name uit chats tussen de feitelijk leidinggevende van verdachte en medewerkers van het bedrijf, rijst het beeld dat alles in het werk werd gesteld om de sancties te omzeilen door steeds nieuwe routes te zoeken waarlangs vliegtuigonderdelen op slinkse wijze alsnog aan de Russische afnemers konden worden geleverd. Daartoe werden bedrijven in Tadzjikistan, Servië, Turkije en Kirgizië gebruikt of zelfs opgezet als tussenschakels. Op papier deed men het voorkomen dat die bedrijven de end users waren, maar in werkelijkheid was Rusland de eindbestemming. De verdachte, haar bestuurder en haar medewerkers hadden hierbij slechts één doel: zo veel mogelijk geld verdienen, aldus de rechtbank. De zwarte markt die na de sancties ontstond, bood immers hogere winstmarges dan voorheen gebruikelijk.

Een WhatsApp-gesprek van 8 juni 2022 spreekt in dit opzicht boekdelen. Een ‘agent’ van het bedrijf schrijft: “We gaan net zo lang laden totdat we worden opgepakt”. De bestuurder van de verdachte antwoordt: “Mee eens”. Uit deze en dergelijke gesprekken blijkt duidelijk dat men in het bedrijf lak had aan de regels en puur uit eigenbelang handelde. Door dit handelen zijn doel en strekking van de sancties in ernstige mate ondergraven.

De eis van de officier van justitie komt erop neer dat een boete wordt opgelegd, gelijk aan het saldo op de rekeningen van de verdachte op het moment van de inval in het bedrijf. Naar het oordeel van de rechtbank vormt die straf in dit geval een passende reactie. De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen en legt aan de rechtspersoon een geldboete van €165.826 op.

Rechtbank Rotterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9672

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2024:9672