Op 4 april 2019 heeft minister Hoekstra van Financiën het wetsvoorstel ‘UBO-register’ aan de Tweede Kamer aangeboden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de verplichting voor iedere lidstaat om een centraal register in te voeren met informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van vennootschappen en andere juridische entiteiten. Deze verplichting vloeit voort uit de vierde Europese anti-witwasrichtlijn, zoals gewijzigd door de Europese richtlijn (EU) 2018/84. De implementatie dient uiterlijk op 10 januari 2020 te zijn voltooid.

Voornoemd wetsvoorstel is zeer kritisch ontvangen in de (vak)pers. Zo kopt het Financieel dagblad “Eigendomsregister schendt privacy voor niets”. Anderen noemen het “een weinig doordacht moetje”.[1] Toch is het goed dat “moetje” eens nader onder de loep te nemen. De lidstaten zijn namelijk door Brussel verplicht tot het instellen van een UBO-register. Het zal er hoe dan ook komen. Maar, welke verplichtingen brengt dit met zich? En waar moet u als Wwft-instelling op letten?

De wijzigingsrichtlijn 2018/843 in a nutshell

De gewijzigde richtlijn behelst onder meer een verplichting voor EU-lidstaten ervoor te zorgen dat op hun grondgebied opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten toereikende, accurate en actuele informatie over uiteindelijk belanghebbenden inwinnen en bijhouden, alsmede registreren in een openbaar toegankelijk register. Hiertoe worden de Handelsregisterwet 2007, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Wet op de economische delicten (hierna: WED) gewijzigd.

In de Handelsregisterwet 2007 zal voor een aantal rechtsvormen[2], te weten vennootschappen en andere juridische entiteiten, de verplichting worden opgenomen hun UBO’s te registreren in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).[3] Deze verplichting geldt uitdrukkelijk niet voor buitenlandse rechtspersonen, ook niet wanneer deze een hoofd- of nevenvestiging in Nederland hebben. Wel geldt die verplichting voor de niet (meer) in Nederland gevestigde onderneming toebehorende aan een in Nederland opgerichte maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of rederij. Deze dienen zich volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel eveneens (opnieuw) in te schrijven in het Handelsregister.

De UBO-informatie moet worden opgenomen in het Handelregister. De KvK is aangewezen als beheerder en wordt tevens verantwoordelijk voor de controle op de aanlevering van en de juistheid en de volledigheid van de UBO-informatie in het Handelsregister.

Als ‘Ultimate Beneficial Owner’ wordt aangemerkt de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een vennootschap of een andere juridische entiteit.[4] De persoon die (direct of indirect) een eigendoms- of zeggenschapsbelang heeft van meer dan 25% in één van de betreffende rechtsvormen kwalificeert als UBO. In de situatie dat op basis hiervan geen privépersoon kan worden aangewezen als UBO, moet een pseudo-UBO worden geregistreerd. Dat is iemand van het bestuur dan wel dan wel degene(n) die met de dagelijkse leiding is (zijn) belast. De betreffende entiteiten dienen daartoe toereikende, accurate en actuele informatie over hun UBO’s in te winnen en bij te houden. Het betreft aldus een verplichting doorlopend in tijd.

Welke informatie dient te worden geregistreerd?

Daarbij rijst dan direct de vraag op welke informatie de genoemde verplichting ziet. Blijkens het wetsvoorstel moet de navolgende UBO-informatie bijgehouden en centraal geregistreerd worden:

  1. Naam
  2. Geboortedag, -plaats en -land
  3. Adres (inclusief woonstaat)
  4. Nationaliteit
  5. Burgerservicenummer (indien toegekend)
  6. Afschrift documentatie op grond waarvan de identiteit is geverifieerd
  7. Afschrift documentatie waarmee wordt onderbouwd waarom een persoon de status van UBO heeft
  8. Afschrift documentatie betreffende de aard en omvang van het gehouden economisch belang van de UBO

Blijkens de memorie van toelichting rust de verplichting tot het doen van inschrijving van de UBO-informatie op “degene aan wie de vennootschap of een andere juridische entiteit toebehoort of ieder der bestuurders of – als die er niet zijn – degene die met de dagelijkse leiding is belast.”

In dit verband zal ingevolge het voorgestelde artikel 15a Handelsregisterweg 2007 aansluiting worden gezocht bij de bij de systematiek van de wetsartikelen 5 en 6 van de Handelregisterwet 2007. Dit betekent dat, voor zover de entiteiten die onder de registratieplicht vallen rechtspersoonlijkheid hebben, de verplichting tot het inschrijven van de UBO-informatie zal rusten op elk van de bestuurders. Ontbreekt rechtspersoonlijkheid – zoals bijvoorbeeld bij de maatschap het geval is – dan zal de inschrijvingsverplichting in eerste instantie komen te rusten op degene aan wie die maatschap toebehoort – in dat geval op de maten.

Voor wie is de UBO-informatie toegankelijk?

Een deel van de te registeren gegevens is niet openbaar, namelijk het BSN/buitenlands fiscaal identificatienummer (TIN), de geboortedag, het geboorteland en- plaats, het woonadres, het afschrift van een geldig identiteitsdocument en afschriften van documenten waaruit de aard en omvang van het economische belang van de UBO blijkt.

De naam, de geboortemaand en -jaar, de woonstaat, de nationaliteit en de aard en omvang van het gehouden economische belang door de UBO, zijn wél openbaar toegankelijk. Met betrekking tot het economisch belang, zal niet de exacte omvang van het belang openbaar inzichtelijk zijn, maar zullen slechts bandbreedtes van 25%, 50%, 75% en 100% worden vermeld. Geldbedragen worden niet vermeld.

De aanvullende informatie zal alleen toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten[5] en de Financiële inlichtingen eenheid (FIU).[6] Zij zijn verplicht deze informatie geheim te houden. In het geval dat de genoemde autoriteiten UBO-informatie opvragen, wordt de betreffende UBO daarvan niet op de hoogte gesteld door de KvK.

De UBO-informatie zal gedurende een termijn van tien jaar toegankelijk blijven, gerekend vanaf het moment dat de betreffende entiteit is geschrapt uit het UBO-gedeelte van het Handelsregister. Het kabinet acht het van belang dat de historische gegevens betreffende een uiteindelijk belanghebbende gedurende een zo lang mogelijke periode voorhanden blijven. Onderzoeken naar witwassen, de daaraan ten grondslag liggende delicten, en het financieren van terrorisme zien namelijk op gebeurtenissen in het verleden.

Het afschermen van UBO-informatie

Bij de KvK kan een verzoek tot afscherming van UBO-informatie worden ingediend. Daarbij zal moeten worden aangetoond dat één van de in de Richtlijn genoemde situaties aan de orde is zoals het risico op fraude, ontvoering of pesterijen.[7] Tegen de (afwijzende) beslissing op dit verzoek staat bezwaar en beroep open.

Het schenden van UBO-verplichtingen: een economisch delict

Als niet aan de verplichting tot het doen van een opgave voor inschrijving in het Handelsregister wordt voldaan, levert dat een economisch delict op dat kan worden bestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of geldboete van de vierde categorie (per 1 januari 2018: € 20.750).[8]

Daarnaast geeft het wetsvoorstel ook de mogelijkheid om bestuursrechtelijk te handhaven door het opleggen van een last onder dwangsom en een bestuurlijke boete voor het niet registeren van de UBO-informatie. Wat de hoogte van de bestuurlijke boete betreft wordt aansluiting gezocht bij de strafrechtelijke boetecategorie die geldt bij overtreding van artikel 47 van de Handelsregisterwet 2007: een boete van de vierde categorie.[9]

Naast het doen van opgave voor de inschrijving van UBO-informatie worden – ten behoeve van strafrechtelijke handhaving – de volgende verplichtingen eveneens bij overtreding als economisch delict opgenomen in de WED:

  1. Het inwinnen en bijhouden door vennootschappen en andere juridische entiteiten van toereikende, accurate en actuele informatie over hun UBO’s;[10]
  2. Het voorzien in alle informatie door een uiteindelijk belanghebbende die voor de vennootschap of andere juridische entiteit noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de onder 1 genoemde verplichting;[11]
  3. De terugmeldplicht[12] voor Wwft-instellingen (zie onderdeel: de gevolgen voor Wwft-instellingen).[13]

Blijkens de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel wordt het overtreden van de hierboven vermelde verplichtingen aangemerkt als een misdrijf, voor zover opzettelijk begaan, anders is zij een overtreding.[14] De misdrijfvariant kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, een taakstraf of geldboete van de vierde categorie.[15] Op de overtredingsvariant staat een hechtenis van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie.[16]

Het Bureau Economische Handhaving (BEH) zal worden belast met de handhaving van de genoemde UBO-verplichtingen. Handhaving zal plaats vinden op basis van signalen die het BEH ontvangt van de KvK.

Op grond van de ernst van het feit zal worden gedifferentieerd in sanctie. Bij relatief eenvoudig te constateren en lichte overtredingen bestaat er geen noodzaak tot strafrechtelijke afdoening. Hierbij moet worden gedacht aan het niet tijdig aanleveren van UBO-informatie. Strafrechtelijke afdoening kan echter geïndiceerd zijn, indien verzwarende omstandigheden zich voordoen. Hierbij dient onder meer gedacht te worden aan het opzettelijk doorgeven van onjuiste UBO-informatie.

Ten aanzien van de terugmeldplicht krijgen de Wwft-toezichthouders de bevoegdheid om hun handhavingsinstrumentarium in te zetten wanneer zij een overtreding van deze terugmeldplicht door een onder hun toezicht staande Wwft-instelling constateren. Dat instrumentarium bestaat uit het opleggen van een bestuurlijke boete of last onder dwangsom of het geven van een aanwijzing.

De gevolgen voor Wwft-instellingen

Instellingen die op grond van de Wwft verplicht zijn cliëntenonderzoek te verrichten, worden verplicht fouten die zij in het register constateren aan de KvK te melden.[17] Deze bepaling komt als volgt te luiden:

“Een instelling doet melding aan de Kamer van Koophandel van iedere discrepantie die zij aantreft tussen een gegeven omtrent een uiteindelijk belanghebbende dat zij verstrekt heeft gekregen uit het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en de informatie over die uiteindelijk belanghebbende waarover zij uit anderen hoofde beschikt.”

Aan de Wwft wordt tevens toegevoegd dat Wwft-instellingen zich bij hun cliëntenonderzoek niet uitsluitend mogen verlaten op UBO-informatie in het Handelsregister.[18] Van Wwft-instellingen wordt verwacht dat zij in het kader van het door de Wwft verplicht gestelde risicogebaseerde cliëntenonderzoek meer UBO-informatie verzamelen en bewaren dan de UBO-informatie die zij uit het Handelsregister kunnen halen.

De terugmeldplicht staat los van de reeds bestaande meldplicht als bedoeld in artikel 16 Wwft. Op grond van dit artikel moet een instelling een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld melden aan de FIU. In de memorie van toelichting wordt hierover het volgende opgemerkt:

“Indien een meldingsplichtige instelling derhalve in het kader van het cliëntenonderzoek informatie over een UBO heeft verzameld die tot de conclusie leidt dat sprake is van een ongebruikelijke transactie – nu de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme -, dient de meldingsplichtige instelling dit onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden te melden aan de Financiële inlichtingen eenheid en niet aan de Kamer van Koophandel.”

De terugmeldplicht aan de KvK is dan blijkens het voorgestelde artikel 10c Wwft niet van toepassing. De Wwft-instelling zal dus bij een eenmaal geconstateerde discrepantie moeten afvragen of een melding moet worden gedaan bij de KvK (terugmeldplicht) of de FIU (melding ongebruikelijke transactie).

Het onderscheid zal niet altijd even makkelijk te maken zijn. Als een Wwft-instelling in het kader van het cliëntenonderzoek constateert dat door de UBO onjuiste informatie is geregistreerd in het Handelsregister, kan dat aanleiding zijn om nader te onderzoeken of een transactie verband kan houden met witwassen en er een melding moet worden gedaan bij de FIU. Constateert de Wwft-instelling meer ‘onschuldige’ discrepanties tussen de UBO-informatie bij de KvK en de informatie die hijzelf beschikbaar heeft, dan ligt een melding aan de KvK voor de hand. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het niet tijdig doorgegeven van wijzigingen.

Uitvoeringstoets wetsvoorstel

Inmiddels heeft ook de Belastingdienst het ingediende wetsvoorstel onder de loep genomen. Haar oordeel, zoals weergeven in de op 4 april 2019 gepubliceerde uitvoeringstoets, is op onderdelen zeer kritisch: “Het voorstel is fraudegevoelig” en “de handhaving is naar verwachting beperkt effectief”.

Volgens de Belastingdienst zal het naar verwachting in de praktijk ingewikkeld en zelfs onmogelijk blijken om relevante informatie uit het buitenland te krijgen. Ook zal het niet in alle gevallen mogelijk blijken door te dringen in bewust opgezette niet-transparante constructies. Het blijft aldus maar de vraag of de voorgenomen maatregelen de UBO daadwerkelijk in beeld brengen.

Verder acht de Belastingdienst het wetsvoorstel fraudegevoelig. Uiteindelijk belanghebbenden die zich om fiscale of andere redenen achter niet-transparante constructies willen verschuilen, zullen (eerder) onjuiste of onvolledige UBO-gegevens aanleveren. Bovendien ontstaat met de voorgenomen verplichting een prikkel uit te wijken naar bepaalde rechtsfiguren, nu zij enkel gelden voor de specifiek in het voorstel genoemde rechtsvormen, aldus de Belastingdienst.

Nu Nederland eenmaal verplicht is tot het instellen van een (openbaar) register is het niet de vraag of, maar hoe en wanneer het register zal worden ingevoerd. De UBO’s en Wwft-instellingen doen er aldus goed aan de op termijn aan te leveren informatie scherp op het netvlies te hebben en de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten te houden. Inwerkingtreding staat immers voor de deur: de eerste opgave zal in het geval dat de voorgestelde wet per 10 januari 2020 in werking treedt uiterlijk op 10 juli 2021 dienen plaats te vinden.

https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/kamerstukken/2019/04/04/bijlage-1.-wetsvoorstel-ubo-register

[1] Tax Live, “Implementatie UBO-register: Een te weinig doordacht moetje!

[2] Deze registratieverplichting zal komen te gelden voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, de naamloze vennootschap, de Europese naamloze vennootschap, het Europees economisch samenwerkingsverband, de Europese coöperatieve vennootschap, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij, de vereniging, de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, de vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid die een onderneming drijft, de stichting, de maatschap, de commanditaire vennootschap, de vennootschap onder firma en de rederij.

[3] Voorgesteld wordt artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 uit te breiden met een nieuw onderdeel d, waarmee duidelijk wordt dat het centraal registreren van uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten in een register wordt ingevoerd.

[4] Wat betreft de definitie van de uiteindelijk belanghebbende zal in de Handelsregisterwet 2007 worden terugverwezen naar de Wwft. In de Wwft wordt, in afwijking van de definitie in artikel 1, eerste lid van de huidige Wwft, de UBO-definitie van het begrip ‘uiteindelijk belanghebbende’ neergelegd in artikel 10a, eerste lid, Wwft.

[5] Thans wordt in de volgende bevoegde autoriteiten voorzien: De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiële Markten, het Bureau Financieel Toezicht, het Bureau Toezicht Wwft, de Kansspelautoriteit, de dekens van de Orde van Advocaten in hun rol van toezichthouder Wwft, de Belastingdienst, de Douane, de Dienst Justis, het Bureau Bibob, de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie, de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst, de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst, de Koninklijke Marechaussee, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD), de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW-DO), de Inlichtingen- en opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA-IOD), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT/IOD), de Rijksrecherche en het Bureau Economische Handhaving.

[6] De term ‘Financiële inlichtingen eenheid’ wordt zowel in de richtlijn als in de Wwft gehanteerd. Hiermee wordt de ‘Financial Intelligence Unit Nederland’ of FIU-Nederland’ bedoeld.

[7] De UBO dient aan te tonen dat van één van de navolgende gevallen sprake is: blootstelling aan een onevenredig risico, een risico op fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie, minderjarigheid of andersoortige handelingsonbekwaamheid.

[8] Ingevolge artikel 47 Handelsregisterwet 2007 jo. artikel 2, lid 4, en 6, lid 1, onderdeel 5 WED.

[9] Voorgesteld Artikel 47a Handelsregisterwet 2007.

[10] Voorgesteld artikel 10b, lid 1, Wwft.

[11] Voorgesteld artikel 10b, lid 2, Wwft.

[12] Inzake de terugmeldplicht krijgen de Wwft-toezichthouders de bevoegdheid om hun handhavingsinstrumentarium in te zetten wanneer zij een overtreding van deze terugmeldplicht door een onder hun toezicht staande Wwft-instelling constateren. Dat instrumentarium bestaat uit het opleggen van een bestuurlijke boete of last onder dwangsom of het geven van een aanwijzing. In artikel 13 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector zal hiervoor de boetecategorie worden vastgesteld.

[13] Voorgesteld artikel 10c Wwft.

[14] Artikel 1, onderdeel 2° juncto artikel 2, eerste lid, van de WED. Vreemd genoeg levert het opzettelijk niet registreren van UBO-informatie geen misdrijf op.

[15] Artikel 6 lid 1, onderdeel 2 van de WED.

[16] Artikel 6 lid 1, onderdeel 5 van de WED.

[17] Voorgesteld artikel 10c, lid 1, Wwft.

[18] Voorgesteld artikel 3, lid 15, Wwft.