De verdachte in deze zaak kocht en verkocht gedurende enkele maanden bitcoins tegen een provisie van 3% die hij contant betaalde. Na de aankopen wisselde hij de bitcoins om in giraal geld via een bitcoinexchange in de VS. Vervolgens nam hij zijn opbrengst grotendeels weer contant op, vermoedelijk met het doel om meer bitcoins te kopen. Deze transacties leidden tot een melding aan de FIU en een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen. De rechtbank heeft de handelaar in eerste aanleg veroordeeld voor witwassen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. In hoger beroep is in geschil of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf“, ook als er geen rechtstreeks verband valt te leggen met een specifiek misdrijf, niettemin bewezen kan worden geacht als op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan worden geconcludeerd dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het OM om bewijs van dergelijke feiten en omstandigheden aan te dragen. Dat een verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van de handelaar mag worden verlangd, houdt volgens het hof niet in dat het aan de handelaar is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet uit misdrijf afkomstig is.

Bij de beantwoording van de bewijsvraag in deze zaak is volgens het hof allereerst van belang dat de handel in bitcoins en het gebruik van contant geld op zichzelf niet illegaal zijn. Daarnaast is het zo dat de opsporingsinstanties niet hebben onderzocht of er, via raadpleging van de blockchain, een relatie bestond tussen de door de handelaar aangekochte bitcoins en het Darknet, in welk geval de conclusie dat de bitcoins uit misdrijf afkomstig zijn, aannemelijk zou kunnen zijn. Het dossier bevat ook geen andere concrete aanwijzingen dat er sprake is van een dergelijke relatie.

Het hof merkt verder op dat de handelaar een verklaring heeft afgelegd over hoe zijn handel in bitcoins verliep, en dat niet is gebleken dat het nalaten van het verstrekken van informatie door de handelaar het uitvoeren van nader onderzoek (zoals onderzoek naar de blockchain) heeft belemmerd. Onder deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat het niet anders kan dan dat de door de handelaar ontvangen bitcoins, dan wel de girale overboekingen op zijn bankrekening, uit misdrijf afkomstig zijn.

Het hof acht het niet bewezen dat sprake is van witwassen en vernietigt het vonnis van de rechtbank.

Hof Arnhem-Leeuwarden 2 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10570 (eerst gepubliceerd op 29 augustus 2024)

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2022:10570