In 2013 is door de politie een werkende hennepkwekerij met 1.110 hennepplanten in de woning van belanghebbende aangetroffen. Belanghebbende is door de Rechtbank veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Daarbij is de ontnemingsvordering toegewezen voor een bedrag van € 88.420, wat is gebaseerd op inkomsten uit een oogst ter hoogte van € 102.670 minus kosten.

Op de aangifte inkomstenbelasting van belanghebbende is een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 15.615. Vervolgens is er een boekenonderzoek ingesteld. De inspecteur heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek een bijtelling opgenomen van een belastbare winst van € 18.694, in verband met te laag aangegeven omzet en te hoog aangegeven kosten. Daarnaast is een bijtelling opgenomen van resultaat uit overige werkzaamheden voor een bedrag van € 177.104 in verband met de inkomsten uit hennepteelt. De inspecteur heeft in dat verband een aanslag inkomstenbelasting opgelegd met een vergrijpboete.

Omdat het bezwaar te laat is ingediend wordt dit aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering, welk verzoek ongegrond wordt verklaard (de herzieningsbeslissing). Met betrekking tot de herzieningsbeslissing is in geschil of de aanslagen en de boetebeschikking naar een juist bedrag zijn opgelegd. De Rechtbank overweegt in dit verband dat  de bewijslast bij belanghebbende ligt, omdat belanghebbende zich beroept op ambtshalve herziening. De Rechtbank acht het van ondergeschikt belang dat het gaat om een vergrijpboete.

De Rechtbank oordeelt vervolgens  dat belanghebbende niet de feiten en omstandigheden aannemelijk maakt waaruit volgt dat de boete onterecht is opgelegd. Belanghebbende heeft in dit verband geen andere feiten en omstandigheden naar voren gebracht dan ten aanzien van de aanslag inkomstenbelasting. Hieruit volgt dat niet aannemelijk is dat belanghebbende geen inkomsten heeft genoten uit de teelt van hennep. Daarbij acht de Rechtbank aannemelijk dat belanghebbende de inkomsten uit hennepteelt bewust niet heeft aangegeven, gelet op het illegale karakter daarvan.

De Rechtbank oordeelt dan ook dat belanghebbende (voorwaardelijk) opzettelijk een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan. De inspecteur heeft in dat verband een boete opgelegd van 50% van het bedrag van de aanslag inkomstenbelasting zonder rekening te houden met verliezen, wat in lijn is met de relevante wettelijke bepalingen en het beleid waar hij zich aan moet houden. Omdat de aanslag inkomstenbelasting wordt verlaagd, dient dit wel te leiden tot een evenredige verlaging van de boete. Verder zijn volgens de Rechtbank door belanghebbende geen feiten en omstandigheden gesteld – laat staan aannemelijk gemaakt – die aanleiding geven tot boetematiging, omdat daarvoor iedere concrete onderbouwing ontbreekt.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2020:834