Belanghebbende drijft een stoeterij in de vorm van een eenmanszaak. De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek de in de jaren 2013 tot en met 2017 op aangifte afgetrokken omzetbelasting gedeeltelijk gecorrigeerd door de per saldo ontvangen omzetbelasting na te heffen. Daarnaast heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd.

Belanghebbende stelt dat sprake is geweest van overmacht, omdat zijn administratie uit zijn auto is gestolen. De Rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van overmacht. Dat de administratie door diefstal verloren is gegaan, dient voor rekening en risico van belanghebbende te blijven. Belanghebbende heeft zelf de keuze gemaakt om zijn gehele administratie over de onderhavige jaren in een aktetas in zijn auto achter te laten. Dat geldt ook voor het gegeven dat belanghebbende niet beschikt over een back-up of andere kopieën van de administratie.

Op de inspecteur rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Belanghebbende heeft onvoldoende bewijs geleverd voor de door hem op aangifte in aftrek gebrachte voorbelasting waardoor te weinig omzetbelasting op aangifte is voldaan. De inspecteur stelt dat belanghebbende geen stukken ter onderbouwing van de afgetrokken voorbelasting kan overleggen en geen namen kan verstrekken van zijn leveranciers. Dat leidt de inspecteur tot het vermoeden dat ook ten tijde van het doen van aangifte de stukken niet aanwezig waren omdat de kosten niet zijn gemaakt.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur op zichzelf gebruik mag maken van bewijsvermoedens, maar dat die vermoedens wel redelijkerwijs moeten voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen. Daarvan is in dit geval geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op het onvermogen van belanghebbende om nadere informatie te verstrekken. Dat belanghebbende om hem moverende redenen niet kan of wil verklaren over zijn leveranciers, kan niet worden aangemerkt als een bewijsmiddel. Het niet kunnen overleggen van administratie en het niet kunnen verstrekken van nadere informatie zijn verder op zichzelf geen beboetbare feiten. De inspecteur is dan ook niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat het aan opzet of grove schuld van eiser is te wijten dat op de aangifte te weinig belasting is voldaan. De boetebeschikking kan daarom niet in stand blijven.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:13841