In deze zaak buigt Rechtbank Rotterdam zich over de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrifte. Verdachte was 98% aandeelhouder en sinds november 2020 ook bestuurder van het bedrijf in kwestie. De tenlastegelegde feiten zouden hebben plaatsgevonden tussen 2019 en 2021 en hebben betrekking op een onware TVL-aanvraag en onjuiste (suppletie)aangiften omzetbelasting. Volgens het OM zou verdachte moeten worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een beroeps- en aandeelhoudersverbod opgelegd moeten krijgen voor de duur van 5 jaren. Daarnaast wenst het OM dat het vonnis op niet-geanonimiseerde wijze op rechtspraak.nl. wordt gepubliceerd.
De rechtbank stelt echter vast uit het dossier naar voren dat het bedrijf in kwestie een bedrijf was van de medeverdachte en dat de verdachte met de dagelijkse bedrijfsvoering niets had te maken. De verdachte heeft wel verklaard dat hij gebruik maakte van de diensten van medeverdachte als boekhouder. Van enige verdere feitelijke bemoeienis van de verdachte bij het bedrijf is niet gebleken. Dat verdachte voor 98% aandeelhouder was bewijst evenmin dat de verdachte feitelijk leiding gaf aan de ten laste gelegde gedragingen van de rechtspersoon. Alles lijkt er juist op te wijzen dat de medeverdachte altijd de feitelijk leidinggevende is geweest.
Ook ten aanzien van de TVL-aanvraag kan niet worden vastgesteld dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn inloggegevens voor belastingzaken aan medeverdachte verstrekte, wat wordt ondersteund door screenshots van berichtenverkeer. Daarnaast blijkt uit het dossier dat medeverdachte vaak bewust een verkeerde voorstelling van zaken gaf bij aanspraken tegenover de overheid. Bovendien is er geen bewijs dat verdachte persoonlijk voordeel heeft gehad van de vermeende malversaties.
Op grond van het voorgaande kan volgens de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de ten laste gelegde verboden gedragingen en spreekt hem daarom vrij.
Rechtbank Rotterdam 24 december 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:13531 (gepubliceerd op 18 februari 2025)
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2024:13531