Aan belanghebbende zijn drie naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, alsmede twee boeten.

Belanghebbende handelde in schoenen, alsook in computers en aanverwante artikelen. Gedurende de onderhavige periode heeft zij verschillende keren goederen gekocht van ondernemers in Nederland en deze goederen doorverkocht aan in Italië gevestigde afnemers. Ook heeft zij goederen in Duitsland gekocht en deze rechtstreeks vanuit Duitsland overgebracht naar Italië. Belanghebbende heeft de daarvoor in rekening gebrachte btw teruggevorderd en geleverd met toepassing van het nultarief. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen opgelegd, nu belanghebbende naar het oordeel van de inspecteur betrokken is geweest bij frauduleuze handelingen.

De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Den Haag teneinde vast te stellen wat de betrokkenheid van belanghebbende is geweest bij de fraude met btw in Italië, nu het Hof zulks had verzuimd vast te stellen.

Het verwijzingshof komt tot de conclusie dat belanghebbende betrokken is geweest bij fraude met omzetbelasting en dat zij, met alle voor de heffing van omzetbelasting verrichte handelingen, deze fraude heeft opgezet, of in ieder geval (mede) mogelijk heeft gemaakt. Het Hof overweegt dat bepaalde transacties zonder twijfel enkel zijn verricht met de bedoeling frauduleus en met gebruikmaking van de heffingssystematiek van de omzetbelastingwetgeving voordelen te genieten.

Het Hof komt tot de slotsom dat het hoger beroep van belanghebbende in alle onderdelen ongegrond is.

Gerechtshof Den Haag 4 november 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:3374

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2016:3374