Van 2010 tot 2012 verricht X-groep accountancywerkzaamheden voor een notariskantoor. Vanwege een geschil met X-groep schakelt het notariskantoor vanaf 2012 betrokkene in voor zijn accountancywerkzaamheden. Deze werkzaamheden richten zich voornamelijk op het verschaffen van inzicht in de jaarrekening van de onderneming over het jaar 2010 en het onderzoeken van de kwaliteit van de aangiften inkomstenbelasting van de notaris en haar partner.

Betrokkene presenteert in september 2012 zijn “rapportage van feitelijke bevindingen”. Betrokkene brengt het notariskantoor in de periode 1 augustus 2012 tot 20 februari 2014 een 17-tal facturen in rekening, ten bedrage van (in totaal) € 152.745,78. Deze kosten maken deel uit van de door het notariskantoor in een civiele procedure van X-groep geclaimde hoofdsom van € 190.362,34. In mei 2013 sluit betrokkene met het notariskantoor een leningovereenkomst ten bedrage van € 94.879,14, omdat het notariskantoor sedert januari 2013 niet meer in staat was om de door betrokkene uitgereikte facturen binnen de daarvoor geldende betalingstermijn te voldoen.

Het College van beroep voor het bedrijfsleven verklaart een door het notariskantoor tegen de accountant van X-groep ingediende tuchtklacht ongegrond. X-groep heeft op zijn beurt een klacht ingediend tegen betrokkene, omdat hij volgens X-groep in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels heeft gehandeld.

In dit verband heeft X-groep onder meer aangevoerd dat betrokkene heeft meegewerkt aan door de notaris in de civiele procedure gepleegd bedrog, bestaande uit het door de notaris verzwijgen van aan haar door betrokkene verstrekte creditfacturen. Voorts heeft betrokkene, aldus nog steeds X-groep, zich schuldig gemaakt aan btw-fraude door het verzwijgen van deze creditdeclaraties in die civiele procedure. Daaraan heeft X-groep in zijn klaagschrift toegevoegd dat het van de notaris vernomen heeft dat de creditfacturen enkel aan de notaris zijn uitgereikt omdat betrokkene de verschuldigde btw niet kon voorfinancieren. Het gecrediteerde bedrag diende in de toekomst nog wel aan betrokkene te worden betaald.

Betrokkene betwist deze feiten niet. Gelet op de gedetailleerde beschrijving van X-groep, de ernst van de aantijging en het desondanks geheel achterwege blijven van zowel schriftelijk als mondeling verweer daartegen, oordeelt de Accountantskamer dat voldoende grond bestaat aan te nemen dat betrokkene zijn aangiften omzetbelasting over de periode december 2012 t/m juni 2013 telkens bewust onjuist heeft gedaan. Dit handelen van betrokkene wordt door de Accountantskamer aangemerkt als oneerlijk en onoprecht handelen in strijd met de relevante wet- en regelgeving. Dergelijk handelen is in strijd met de beginselen “integriteit” en “professioneel gedrag”, zodat de Accountantskamer dit klachtonderdeel van X-groep gegrond verklaart.

De overige onderdelen van de door X-groep ingediende klacht worden behandeld in SpotOn Wwft en tuchtrecht. De klacht leidt uiteindelijk tot het opleggen van de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers voor een termijn van zes maanden.

Accountantskamer, 17 oktober 2016

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TACAKN_2016_104