Aan belanghebbende is een betaalverzuimboete van € 2.723 opgelegd in verband met een betaalverzuim. De Rechtbank heeft de verzuimboete vernietigd. Door de ontvanger is hoger beroep ingesteld. In geschil is of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

De betaalverzuimboete heeft betrekking op een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting. Het te betalen bedrag van deze aanslag diende ineens binnen één maand na dagtekening dan wel in vijf termijnen vóór 31 december 2013 te zijn voldaan. Omdat belanghebbende niet voor de eerste vervaltermijn had betaald, heeft de ontvanger verondersteld dat belanghebbende heeft gekozen voor betaling in termijnen. Op enig moment is de voorlopige aanslag als gevolg van een door belanghebbende ingediend verzoek verminderd tot nihil.

Het Hof overweegt dat uit de parlementaire geschieden blijkt dat de wetgever de bevoegdheid tot het opleggen van de onderhavige boete heeft willen beperken tot gevallen van notoire wanbetalers. In een door de ontvanger overgelegd intern, niet-gepubliceerd, memorandum van de Belastingdienst staat vastgelegd dat besloten is om de maatregel breder in te zetten om budgettaire redenen.

Het Hof is van oordeel dat het in het interne memorandum vervatte beleid niet strookt met de bedoeling van de wetgever. Aangezien de ontvanger overigens niet heeft onderbouwd om welke reden belanghebbende als notoire wanbetaler kan worden aangemerkt en het enkele niet-betalen van de eerste voorlopige aanslag belanghebbende geen notoire wanbetaler maakt, dient de boetebeschikking naar het oordeel van het Hof te worden vernietigd.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 23 februari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:703

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2017:703