De Rechtbank acht bewezen dat verdachte, bestuursvoorzitter van Woningstichting Rochdale, zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, passieve omkoping, witwassen en het opzettelijk doen van onjuiste aangifte.

De Rechtbank overweegt dat uit rechtspraak van de Hoge Raad is af te leiden dat steekpenningen zijn aan te merken als opbrengsten die moeten worden opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting als resultaat uit overige werkzaamheden. Ten aanzien van verduistering in dienstbetrekking en oplichting overweegt de Rechtbank dat het wederrechtelijke voordeel fiscaalrechtelijk genoten wordt op het moment van toe-eigenen. De verduisteraar c.q. oplichter kan daarvoor worden belast. De Rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte – door geen melding te maken van het financieel voordeel uit de aangenomen steekpenningen, alsmede van het voordeel behaald uit de verduistering en de oplichting – onjuist en onvolledig aangifte heeft gedaan.

De verdediging meent dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. De Rechtbank verwerpt dit verweer. Volgens de Rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat illegale inkomsten zoals steekpenningen en financieel voordeel uit verduistering en oplichting als resultaat uit overige werkzaamheden dienen te worden aangegeven. Verdachte heeft, mede gelet op het feit dat hij bedrijfseconomie heeft gestudeerd, ten minste de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn belastingaangiften onjuist zouden zijn door deze inkomsten niet aan te geven. Daarnaast is volgens de Rechtbank een feit van algemene bekendheid dat, als voor de inkomstenbelasting minder inkomsten worden opgegeven dan in werkelijkheid zijn verkregen, hiervan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting wordt geheven.

Volgens de Rechtbank is de redelijke termijn met 4 jaar overschreden hetgeen dient te leiden tot een strafvermindering van 10 maanden gevangenisstraf. De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden.

Rechtbank Amsterdam, 10 december 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2015:8799