De Rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude, door als feitelijk leidinggever van verschillende rechtspersonen gedurende meerdere jaren opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting te doen. Hierdoor is de Belastingdienst voor een bedrag van ruim € 200.000 benadeeld. Door deze handelwijze heeft verdachte bovendien het vertrouwen dat aan de inhoud van belastingaangiftes mag worden ontleend, geschaad. De strafbaarstelling van belastingfraude beschermt bovendien niet alleen de gemeenschapsbelangen die door belastingheffing worden gediend, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers.

Hoewel uit het dossier blijkt dat verdachte de fraude niet heeft gepleegd om zichzelf te verrijken maar veeleer om haar noodlijdende bedrijven draaiende te houden, rekent de Rechtbank dit verdachte zwaar aan, in het bijzonder omdat zij als bestuurder van een belastingadvieskantoor juist het goede voorbeeld zou moeten geven.

Naast de belastingfraude heeft verdachte zich daarnaast schuldig gemaakt aan feitelijk leidinggeven aan twee oplichtingen van de Rabobank. Verdachte heeft met behulp van onjuiste financiële gegevens de Rabobank een zodanig verkeerd beeld gegeven van de positie van haar bedrijven, dat de Rabobank is overgegaan tot het verstrekken van financieringen voor een bedrag van € 440.000. De verkregen geldbedragen zijn vervolgens witgewassen. Ook deze feiten lijkt verdachte niet voor eigen gewin te hebben gepleegd, maar dit doet aan de ernst van de gepleegde feiten niet af. De Rabobank is uiteindelijk achtergebleven met een aanzienlijke schadepost, omdat zij het financieringsrisico niet goed heeft kunnen doorzien.

De gepleegde feiten rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Echter, er zijn zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waardoor de Rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen. Verdachte heeft als alleenstaande moeder de zorg over twee minderjarige kinderen, die beiden aanzienlijke psychische en fysieke problemen hebben. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat er geen geschikte alternatieve opvangmogelijkheden voor de kinderen zijn. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte zou daardoor een ernstig ontwrichtend effect hebben op het gezin en de kinderen van verdachte zwaar schaden.

De Rechtbank zal – naast een maximale taakstraf – een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om de ernst van de door verdachte gepleegde delicten te onderstrepen. De Rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens wordt verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2018:9893