Klaagsters, [BV X1] en [BV X2] worden vertegenwoordigd door [X]. Betrokkene is met klaagsters overeengekomen dat hij de jaarrekeningen met ingang van het jaar 2013 zou verzorgen. Op een gegeven moment ontvangt klaagster [BV X2] een brief van de Kamer van Koophandel met daarin de mededeling dat de jaarrekening over het boekjaar 2014 nog niet was gedeponeerd. [X] informeert hierop bij betrokkene naar de status van de jaarrekening 2014. Enige tijd later vraagt [X] of betrokkene nog concept jaarrekeningen opstuurt. [X] heeft vervolgens te horen gekregen dat er geen jaarrekeningen zijn samengesteld, maar dat slechts de aangiften Vpb zijn ingediend.
Naar aanleiding van een door [X] ingediende klacht heeft betrokkene per e-mail aangegeven dat de oorspronkelijke opdracht in overleg met [X] is vervangen voor een andere opdracht, namelijk die van het indienen van een aangifte Vpb op basis van de aangereikte gegevens.
Volgens klaagsters heeft betrokkene in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels gehandeld door de overeengekomen werkzaamheden niet uit te voeren. Daarnaast zou betrokkene een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven over de wijziging van de opdracht.
Vast staat dat betrokkene de jaarrekeningen 2013 en 2014 van klaagsters niet heeft samengesteld althans bij deze jaarrekeningen geen samenstellingsverklaring heeft afgegeven. Naar het oordeel van de Accountantskamer brengt het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid met zich dat een accountant, voordat hij zijn opdracht tot het samenstellen van een jaarrekening opzegt of wijzigt, schriftelijk zijn bevindingen aan zijn opdrachtgever rapporteert. Daarbij dient hij voldoende duidelijk te omschrijven welke gevolgen hij daaraan overweegt te verbinden. In Standaard 4410 van de (destijds geldende) NVCOS zijn specifieke regels neergelegd ten aanzien van het teruggeven van een samenstellingsopdracht.
Betrokkene stelt dat er voldoende grond was om de opdracht terug te geven, omdat [X] niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de balansposten voorraad en crediteuren. Toen betrokkene [X] om opheldering had gevraagd, verlangde [X] dat deze discutabele posten ongewijzigd bleven staan (in afwachting van de uitkomst van een fiscale procedure) en was hij ook niet bereid om de benodigde informatie te verschaffen die volgens betrokkene nodig was om de juistheid van de balansposten te verifiëren.
De Accountantskamer laat echter in het midden of betrokkene voldoende grond had om de opdracht terug te geven, omdat betrokkene de voorgeschreven stappen niet heeft gevolgd alvorens de opdracht terug te geven. Bovendien heeft betrokkene evenmin expliciet medegedeeld dat de weigering om nadere informatie te verschaffen, voor hem aanleiding zou zijn om de samenstellingsopdracht niet verder uit te voeren en terug te geven. De Accountantskamer acht de klachtonderdelen gegrond.
Bij het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel heeft de Accountantskamer meegewogen dat betrokkene geen inzicht heeft gegeven in de verantwoordelijkheden die volgen uit de samenstellingswerkzaamheden. Klaagsters zijn in het ongewisse gelaten over het niet uitvoeren van de samenstellingswerkzaamheden terwijl zij in verband met hun publicatieplicht bij de samenstelling van de jaarrekeningen een door betrokkene niet te verwaarlozen belang hebben. De Accountantskamer legt een berisping op.
De Accountantskamer, 18 mei 2018, ECLI:NL:TACAKN:2018:31