Volgens klagers zou een accountant de wet hebben omzeild, zijn eigen personeel hebben ingezet als zetbaas met als doel winstbejag en macht en ook zou hij een proces van aandelendracht hebben gefrustreerd. Bovendien zou de accountant een foutieve BTW aangifte hebben ingediend.

De Accountantskamer overweegt dat klagers ter onderbouwing van deze klachtonderdelen slechts hebben verwezen naar de bij het klaagschrift gevoegde honderd bijlagen. De Accountantskamer heeft, noch uit eigen beweging noch op grond van een door klagers ter zitting verstrekte toelichting, die wel van hen verwacht mocht worden maar niet is gegeven, een feitelijke grondslag voor die klachtonderdelen in de bijlagen kunnen vaststellen. Gelet hierop hebben klagers hun klachten niet aannemelijk gemaakt en zijn de klachtonderdelen ongegrond.

Dit is anders voor wat betreft het klachtonderdeel dat ziet op de foutieve BTW aangifte. Hoewel daarin ook wordt verwezen naar de eerder genoemde bijlagen, blijkt uit een e-mail van de accountant aan klagers het volgende:

(…). Ook nog belangrijk om te weten: de afdracht BTW 2e kwartaal 2015 is berekend op 8.741. Omdat er al uitkeringen naar personen waren gedaan was er geen saldo op de bank en heb ik besloten om de aangifte om 141 te zetten. Blijft dus nog op korte termijn een correctie in te sturen van 8.600 en dit nog te betalen. (…)”.

Deze woordkeuze kan volgens de Accountantskamer niet anders worden gekwalificeerd als een advies tot het doen van een onjuiste aangifte. Dat de accountant heeft betoogd de aangifte niet zelf te hebben gedaan en tezamen met een suppletieaangifte een oplossing zag voor liquiditeitsproblemen binnen het bedrijf, doet hieraan niet af. Hij had in een dergelijk geval kunnen adviseren om een uitstelverzoek bij de fiscus in te dienen.

De Accountantskamer verklaart dit klachtonderdeel gegrond. Hoewel in beginsel een handelwijze die strijdig is met het beginsel van integriteit zwaar wordt aangerekend, acht de Accountantskamer de maatregel van berisping in deze passend en geboden. Hierbij is in aanmerking genomen dat de foutieve aangifte een gering bedrag betrof waarvan het de bedoeling was om dit door een suppletieaangifte alsnog volledig te betalen.

De Accountantskamer 7 november 2016, ECLI:NL:TACAKN:2016:108

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI__NL__TACAKN__2016__108