Betrokkene, een accountants-administratieconsulent, is sinds 2012 accountant van [B] en diens vennootschappen. In 2014 hebben klagers 75% van de aandelen in één van de vennootschappen van [B] gekocht. De klacht van klagers over het handelen van betrokkene valt uiteen in zeven klachtonderdelen, waarvan een aantal hieronder worden besproken.

Zo stellen klagers onder meer dat betrokkene betrokken zou zijn geweest bij het opmaken en het verstrekken van onjuiste, onvolledige en misleidende informatie aan klagers. Naar het oordeel van de Accountantskamer hebben klagers echter onvoldoende duidelijk gemaakt welke rol betrokkene bij het opstellen van de betreffende stukken zou hebben gehad. Maar zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat betrokkene daarin een actieve rol heeft gehad, kan dat klagers niet baten, nu klagers niet geconcretiseerd hebben aangevoerd waar de door hen herhaaldelijk gestelde onjuistheden in de stukken op zagen. Ook niet nadat de Accountantskamer klagers om voorbeelden vroeg. Ook is niet gebleken dat betrokkene zijn cliënt zou hebben aangezet tot valsheid in geschrifte. Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

De Accountantskamer overweegt evenwel dat het onduidelijk was welke rol betrokkene aannam bij de besprekingen in het kader van de aandelenovername tussen klagers als kopende partij en zijn cliënt als verkopende partij. Volgens de Accountantskamer had betrokkene bij aanvang van die besprekingen duidelijkheid moeten verschaffen over zijn positie en rol als adviseur van zijn cliënt bij die besprekingen. Verder had hij klagers moeten adviseren om zich door een deskundige te laten bijstaan. De Accountantskamer acht de klacht in zoverre gegrond.

Verder had betrokkene volgens de Accountantskamer moeten beseffen dat (aanzienlijke) privé-leningen aan zijn cliënt en de hoge, alsmaar oplopende vordering van zijn kantoor, een bedreiging inhielden voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit. Deze bedreiging heeft betrokkene echter, evenmin als de beoordeling en de maatregel, niet in zijn dossier vastgelegd. Betrokkene ontkent dat er sprake was van enige bedreiging van de objectiviteit, maar toch heeft hij in december zijn werkzaamheden overgedragen aan een andere accountant. Hieruit leidt de Accountantskamer af dat betrokkene een dreiging voor zijn objectiviteit heeft gezien.

De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene niet alleen zijn beoordeling van een door hem gesignaleerde bedreiging voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit en de genomen maatregel niet heeft vastgelegd, maar zelfs werkzaamheden is blijven verrichten. Daarnaast heeft betrokkene zich jegens klager niet duidelijk over zijn rol uitgesproken en evenmin iets daarvan vastgelegd. Ten slotte heeft betrokkene ter zitting geen blijk gegeven van enig inzicht in het verwijtbare karakter van zijn handelen. Anderzijds is meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

De Accountantskamer, 8 juni 2016, ECLI:NL:TACAKN:2018:39