Rechtbank Gelderland heeft op 17 juli 2017 een tweetal samenhangende uitspraken gedaan met betrekking tot een non-profit stichting welke een benchmarkdienst verricht voor zorgverzekeraars en zorginstellingen. Deze benchmarkdienst houdt in dat zij door het beschikbaar stellen van gegevens, waaronder klanttevredenheidgegevens , aan zorgverzekeraars bijdraagt aan de kwaliteit van de (geestelijke) gezondheidszorg.

In de eerste zaak (ECLI:NL:RBGEL:2017:3656) was de rangschikking van belanghebbende als instelling van sociaal en culturele aard aan de orde. Ten aanzien van de aanvraag van belanghebbende om gerangschikt te worden betoogde de belastingdienst dat sprake was van een herhaalde aanvraag welke onder verwijzing naar de eerdere afwijzing werd verworpen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake van een herhaalde aanvraag maar een nieuwe, omdat sprake is van een latere ingangsdatum en de erkenning alleen voor de toekomst werkt.

De belastingdienst heeft -ondanks het eerder ingenomen standpunt- het verzoek van belanghebbende wel inhoudelijk getoetst. Ten aanzien van deze toetsing is echter sprake van een motiveringsgebrek hetgeen de rechtbank echter met een beroep op 6:22 Awb (het ontbreken van benadeling) passeert.

Inhoudelijk oordeelt de rechtbank dat niet wordt voldaan aan de zogenoemde activiteiteneis. Belanghebbende verricht geen dienst die nauw samenhangt met sociale zekerheid omdat geen oordelen of adviezen over kwaliteit worden gegeven  maar slechts gegevens toegankelijk worden gemaakt die inzicht geven in scores. Het beroep van belanghebbende in deze zaak wordt derhalve ongegrond verklaard. Hetgeen tevens van belang is in de samenhangende zaak.

In de samenhangende zaak (ECLI:NL:RBGEL:2017:3656) oordeelde de rechtbank ten eerste dat belanghebbende was aan te merken als ondernemer voor de heffing van omzetbelasting omdat zij de benchmarkingdiensten tegen vergoeding verrichtte. De rechtbank verwierp het verweer van belanghebbende dat sprake was van een exploitatiesubsidie omdat de (benchmark) gegevens in ruil voor de verkregen vergoeding aan zorgverzekeraars werden verstrekt.

Voorts betoogde belanghebbende dat sprake was van de sociaal-culturele vrijstelling. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet beschikte over de benodigde erkenning Voorts oordeelde de rechtbank dat ook materieel belanghebbende niet aan te merken is als instelling van sociaal en culturele aard. Hierbij werd verwezen naar de samenhangende zaak.

Vervolgens doet belanghebbende een beroep op de koepelvrijstelling. Ook aan de voorwaarden hiervan niet voldaan. Omdat benchmarking door belanghebbende  niet rechtstreeks nodig is voor de prestaties van de zorginstellingen of de zorgverzekeraars.

Tot slot doet belanghebbende een beroep op de medische vrijstelling. Deze is naar het  oordeel van de rechtbank ook niet van toepassing omdat eiseres geen medische handelingen verricht, alsmede geen ziekenhuis of inrichting van gelijke aard is.

Het beroep van de belastingplichtige wordt derhalve ook hier ongegrond verklaard.

Rechtbank Gelderland 13 juli 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3657

Rechtbank Gelderland 13 juli 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3656

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2017:3657

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2017:3656