Belanghebbende heeft na door de inspecteur te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand geen aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2014 gedaan binnen de gestelde termijn. Op grond daarvan heeft de inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 344.

Belanghebbende is vennoot van een vennootschap onder firma (vof). De vof verkoopt zogeheten ‘kleinvakartikelen’ op diverse markten in Nederland. Belanghebbende heeft in het jaar 2014 arbeid verricht in en ten behoeve van de marktkraam van de vof. Uit de door belanghebbende opgestelde winst- en verliesrekening volgt dat de vof in het jaar 2014 een resultaat van € 948 heeft behaald. Belanghebbende ontving in 2014 een Wajong-uitkering van € 14.564.

In geschil is onder meer of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

De Rechtbank overweegt dat bij het opleggen van verzuimboetes in eerste instantie geen onderscheid wordt gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat bij afwezigheid van alle schuld (avas) het opleggen van een boete achterwege behoort te blijven. Naar het oordeel van de Rechtbank zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat sprake is geweest van avas.

De Rechtbank wijst belanghebbende erop dat, indien haar persoonlijke omstandigheden het niet toelaten om er zelf voor te zorgen dat belangrijke post wordt behandeld en dat tijdig aangifte wordt gedaan, van haar verwacht mag worden dat zij hiervoor hulp van een derde inschakelt.

Het voorgaande neemt naar het oordeel van de Rechtbank niet weg dat de rechter in belastingzaken in het kader van de straftoemeting gehouden is om, gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden, te beoordelen wat een passende en geboden sanctie is voor het verzuim dat door belanghebbende is begaan. Vanwege de financiële omstandigheden van belanghebbende, immers heeft belanghebbende slechts een Wajong-uitkering genoten, is de Rechtbank van oordeel dat een boete van € 150 passend en geboden is.

De Rechtbank vermindert de verzuimboete derhalve tot € 150.

Rechtbank Noord-Nederland 3 april 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:1306

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2018:1306