Rechtbank Rotterdam heeft in twee strafzaken een vennootschap onder firma en haar twee vennoten veroordeeld voor belastingfraude. De onderneming leverde vervalste gegevens aan de Belastingdienst en zij kwamen  de fiscale bewaarplicht niet na. Hierdoor werd te weinig belasting geheven en was controle achteraf onmogelijk. De vennoten gaven feitelijk leiding aan deze strafbare feiten.

Uit het dossier blijkt dat de namens de vennootschap opzettelijk auditfiles en (digitale) kopieën van kassabestanden waren verstrekt aan de Belastingdienst, terwijl de data in deze auditfiles en kassabestanden (gedeeltelijk) waren verwijderd en/of aangepast. Ook heeft zij niet op de juiste manier haar financiële administratie bijgehouden, waardoor een controle later onmogelijk was. Binnen de onderneming is jarenlang gebruikgemaakt van afroomsoftware in het kassasysteem, waardoor de geregistreerde omzet kunstmatig werd verlaagd. Alleen de vennoten hadden volledige toegang tot het systeem.

Hoewel niet met zekerheid kan worden vastgesteld door de rechtbank wie van de twee vennoten de omzet heeft afgeroomd, oordeelt de rechtbank dat de vennoten moeten hebben geweten dat de omzet werd afgeroomd gelet op de praktische financiële gevolgen hiervan voor de onderneming. Ook is niet gebleken dat de vennoten dit afromen hebben proberen te voorkomen, zodat door de rechtbank wordt aangenomen dat de vennoten accepteerden dat dit afromen plaatsvond. De enige reden om dit te accepteren is volgens de rechtbank dat de onderneming, en daarmee de vennoten, hier financieel voordeel van hadden, doordat er minder belasting betaald hoefde te worden.

Het Openbaar Ministerie en verdachten hebben een overeenkomst gesloten waarbij procesafspraken zijn gemaakt over de afdoening van deze strafzaak. De rechtbank wijkt bij het bepalen van de straf voor de vennootschap af van de eis van de officier van justitie, die conform de procesafspraken is gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende rekening is gehouden met een aantal omstandigheden. De rechtbank houdt daarbij rekening met onder meer reeds betaalde vergrijpboeten, beperkte draagkracht en overschrijding van de redelijke termijn (meer dan drie jaar sinds het eerste verhoor). Voor de vennoten houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, maar alles afwegend acht de rechtbank de in de procesafspraken geformuleerde eis een passende straf.

De rechtbank veroordeelt de vennootschap tot een geldboete van € 15.000, waarvan € 7.500 voorwaardelijk (met een proeftijd van twee jaar). Eén van de vennoten krijgt een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk. Aan de andere vennoot wordt een taakstraf van 120 uur geheel onvoorwaardelijk opgelegd (met voor beide vennoten een proeftijd van twee jaar).

 

Rechtbank Rotterdam 20 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:4916

ECLI:NL:RBROT:2025:4916, Rechtbank Rotterdam, 83-313302-21

Rechtbank Rotterdam 20 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:4919

ECLI:NL:RBROT:2025:4919, Rechtbank Rotterdam, 83-278047-21

Rechtbank Rotterdam 20 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:4907

ECLI:NL:RBROT:2025:4907, Rechtbank Rotterdam, 83-278067-21