Verdachte, een 60-jarige belastingadviseur, wordt tenlastegelegd dat hij gedurende meerdere jaren onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft ingediend (namens zijn klanten). Voorts wordt aan verdachte tenlastegelegd dat hij valse facturen ter beschikking heeft gesteld aan de Belastingdienst. Hierdoor is te weinig omzetbelasting geheven.

Verdachte was jarenlang werkzaam als belastingconsulent en profileerde zich als iemand die er verstand van had. De Rechtbank is van oordeel dat van een belastingconsulent mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de regels en dat deze ook worden nageleefd. Het moet naar het oordeel van de Rechtbank voor verdachte duidelijk zijn geweest onder welke voorwaarden de Belastingdienst aftrek van persoonsgebonden kosten, dieetkosten en extra kosten voor kleding en beddengoed toestond, nu deze voorwaarden zowel op de website van de Belastingdienst als in belastingalmanakken en dergelijke terug te vinden zijn.

Door de aftrekposten louter op te voeren op basis van de enkele mededeling van een klant dat deze een aandoening of ziekte had en geen enkel bewijs van gemaakte kosten in verband met deze aandoening of ziekte te vragen of te bewaren, heeft verdachte naar het oordeel van de Rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangiften niet juist waren en dat hij dus op grote schaal onjuiste aangiften indiende. Als gevolg daarvan kregen de klanten van verdachte een lagere aanslag inkomstenbelasting.

De Rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte opzettelijk valse facturen van een Stichting ter beschikking heeft gesteld aan de Belastingdienst. De valse facturen bevatten een verkeerd logo, verkeerde adresgegevens en een verkeerd telefoonnummer. Daarnaast is uit onderzoek van de FIOD gebleken dat de Stichting haar activiteiten na april 2011 heeft gestaakt. Op de constatering van de Rechtbank dat er facturen zijn van na april 2011, heeft verdachte aangegeven dat hij niet wist dat de Stichting haar werkzaamheden had gestaakt. Uit onderzoek van de FIOD is voorts gebleken dat er op een invorderingsonderzoek bij de Stichting in 2011 geen uitgaande facturen met inkomstenbelasting ter beschikking zijn gesteld en dat alle facturen in één keer door verdachte zijn opgemaakt en uitgeprint vlak na de bekendmaking dat een boekencontrole bij hem zou plaatsvinden.

De Rechtbank overweegt dat het benadelingsbedrag dat met het grootschalig indienen van onjuiste aangiften inkomsten- en omzetbelasting in ieder geval € 828.842 bedraagt. De Rechtbank is van oordeel dat enkel een gevangenisstraf recht kan doen aan de feiten en veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast legt de Rechtbank een beroepsverbod op voor de duur van 3 jaar.

Rechtbank Amsterdam 8 maart 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1478

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2017:1478