Verdachte zou zich als oprichter van 4 bedrijven, en vervolgens met deze bedrijven, schuldig hebben gemaakt aan belastingfraude, door telkens opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting in te dienen.

Na de oprichting van de betreffende bedrijven heeft verdachte de bedrijven op naam gezet van zogenoemde katvangers, onder wie zelfs een psychiatrische patiënt. Vervolgens heeft verdachte aangiften omzetbelasting ten name van voornoemde bedrijven bij de belastingdienst ingediend, waarin ten onrechte voorbelasting werd geclaimd of waarin behaalde omzet niet werd aangegeven. De katvangers hadden hier geen weet van. Zij stonden uitsluitend als enig aandeelhouder en bestuurder van voornoemde bedrijven ingeschreven, zodat verdachte niet, althans minder snel, in beeld zou komen bij de belastingdienst en FIOD. De Rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij, enkel ten behoeve van zijn eigen financiële gewin, op slinkse wijze misbruik heeft gemaakt van kwetsbare personen. De Rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij de algemene belastingmoraal heeft ondermijnd.

Door onjuiste aangiftes omzetbelasting te doen is de belastingdienst benadeeld met een bedrag van € 109.331.

De Rechtbank overweegt dat zij verdachte geen onvoorwaardelijk gevangenisstraf zal opleggen, omdat verdachte niet eerder is veroordeeld voor belastingfraude. De Rechtbank legt verdachte en onvoorwaardelijke taakstaf op. Om recht te doen aan de ernst van de strafbare feiten, maar ook om herhaling te voorkomen, legt de Rechtbank verdachte naast de onvoorwaardelijke taakstraf een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op.

De Rechtbank acht passend en geboden de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstaf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis, als deze niet naar behoren wordt verricht.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2020:1237