Op verzoek van de inspecteur heeft een belastingadvieskantoor e-mails verstrekt ten behoeve van een onderzoek naar de volledigheid van de omzet. Bij bepaalde verstrekte e-mails is niet de volledige inhoud en/of afzenders weergegeven. Naar aanleiding hiervan heeft de inspecteur informatiebeschikkingen afgegeven. In deze hofuitspraak is onder meer aan de orde of deze correspondentie onder het afgeleid of informeel verschoningsrecht valt.

Het hof is van oordeel dat de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevraagde e-mails van belang kunnen zijn voor de belastingheffing ten aanzien van het belastingadvieskantoor. De gevraagde e-mails kunnen – eventueel door een nader in te stellen derdenonderzoek – helpen bij de beoordeling door de inspecteur of het belastingadvieskantoor haar omzet juist en volledig heeft verantwoord. Ook acht het hof het niet onredelijk dat de inspecteur deze e-mails zelf wenst in te zien en niet slechts af wenst te gaan op de verklaring van het belastingadvieskantoor dat in deze e-mails niet zou worden gesproken over bepaalde verrichte werkzaamheden. Het hof is daarom van oordeel dat niet is voldaan aan de informatieverplichting ex artikel 47 en 52 AWR.

Verder oordeelt het hof dat het afgeleide verschoningsrecht van artikel 53a AWR niet toekomt aan het belastingadvieskantoor. Het beroep van belastingadviseur is namelijk niet een van de ambten die worden genoemd in artikel 53a AWR. Het beroep op het informele verschoningsrecht slaagt evenmin. Het belastingadvieskantoor heeft volgens het hof niet aannemelijk gemaakt dat de gevraagde e-mails gegevens betreffen die als doel hebben haar fiscale positie te belichten of haar daaromtrent te adviseren. Bovendien staat het fair play beginsel de inspecteur niet in de weg om te verzoeken om volledige inzage in deze e-mails, ook niet als in de gevraagde e-mails feitelijke informatie is opgenomen waarmee het belastingadvieskantoor de fiscale positie van de afzender kan belichten of hem daarover kan informeren. Een beroep op de geheimhoudingsplicht van de belastingadviseur gaat verder niet op, omdat om volledige inzage is verzocht met het oog op de heffing van het belastingadvieskantoor zelf.

Het hof verwerpt ook het argument dat het boekenonderzoek in wezen gericht is op het verzamelen van informatie ten behoeve van de belastingheffing van derden, omdat de inspecteur bij brief en op zitting heeft toegezegd dat hij inhoudelijke informatie ten aanzien van fiscale adviezen niet zal gebruiken voor de belastingheffing van en onderzoeken bij derden.

Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.

Hof Arnhem-Leeuwarden 1 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:715.