Aan belanghebbende is over het tijdvak 18 juni 2015 tot en met 7 oktober 2016 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 2.206. Voorts is een verzuimboete opgelegd van 100%.

Op 8 oktober 2016 is door toezichtmedewerkers van de Belastingdienst geconstateerd dat met een motorrijtuig, voorzien van een Pools kenteken, gebruik van de weg werd gemaakt. Belanghebbende was ten tijde van de controle de bestuurder van de auto. X zat ook in de auto en heeft tijdens de controle verklaard dat hij een proefrit maakte met de auto en deze auto waarschijnlijk wilde kopen om ermee naar Polen te gaan. Naar aanleiding van deze controle heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij niet feitelijk de beschikking over de auto had in de periode waarover is nageheven. Er is slechts kort op 8 oktober 2016 gebruik gemaakt van de auto. X zou belanghebbende hebben verzocht om mee te rijden en werd tijdens de rit onwel, waardoor belanghebbende, op uitdrukkelijk verzoek van X, de auto verder heeft gereden. Na enkele minuten heeft de staandehouding plaatsgevonden, waarbij er een controle werd uitgevoerd.

Het Hof is van oordeel dat belanghebbende is geslaagd in het leveren van het van hem verlangde tegenbewijs. Belanghebbende heeft een eigen auto met Nederlands kenteken. Dit in combinatie met de geloofwaardige verklaring van belanghebbende dat hij met X meereed en deze onwel werd waardoor hij het stuur over moest nemen, maakt dat belanghebbende naar het oordeel van het Hof heeft aangetoond dat de auto hem enkel op 8 oktober 2016 ter beschikking heeft gestaan. Dat X bij de controle aangaf dat sprake was van een proefrit, doet daar niet aan af. Dit is immers goed verenigbaar met de verklaring dat belanghebbende meeging omdat zijn eigen auto in reparatie was en hij op deze wijze boodschappen kon doen en X op de terugweg onwel werd.

Nu belanghebbende het tegenbewijs heeft geleverd, zijn de naheffingsaanslag en de verzuimboete ten onrechte aan belanghebbende opgelegd. Het Hof vernietigt deze.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2018:8069