De inspecteur heeft bij belanghebbende, een vennootschap die zich bezighoudt met het beheer van onroerend goed en het exploiteren van een restaurant, een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting. Daaruit is gebleken dat er onder meer aansluit-verschillen zijn tussen de kassa en de administratie, niet onderbouwde retourboekingen zijn op de kassa, tarieven onjuist zijn toegepast en sprake is van niet-aangegeven verschuldigde omzetbelasting. Om die reden zijn aan belanghebbende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd alsmede vergrijpboetes.

De Rechtbank stelt vast dat A, de bestuurder, de gegevens ten behoeve van de aangiften omzetbelasting aan de boekhouder aanleverde door middel van Excel-bestanden. Belanghebbende stelt dat er – vanwege een fout in die Excel-bestanden – per abuis teveel omzetbelasting is geclaimd. De Rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Juist een boekhouder moet hebben geweten dat ook andere tarieven van toepassing zijn en de Rechtbank acht het dan ook niet waarschijnlijk dat de boekhouder het Excel-bestand dusdanig heeft vormgegeven dat daaruit automatisch alleen een tarief van 21% volgt.

De Rechtbank acht echter (voorwaardelijk) opzet niet bewezen. De werkwijze met betrekking tot de aangiften wijst er niet op dat belanghebbende wist dat zij teveel voorbelasting claimde. Wel acht de Rechtbank bewezen dat sprake is van grove schuld.

Belanghebbende heeft gesteld dat zij een boekhouder heeft ingeschakeld, in de veronderstelling was dat de door haar geleverde informatie juist was en dat zij mocht uitgaan van de expertise van de boekhouder. Belanghebbende kan zich naar het oordeel van de Rechtbank echter niet verschuilen achter de werkwijze en deskundigheid van de boekhouder. De boekhouder volgde voor wat betreft de vooraftrek immers de Excel-sheets van belanghebbende. Die werkwijze is op zich niet onredelijk mits de juiste informatie daarop wordt ingevuld. Belanghebbende had zich ervan bewust moeten zijn dat die Excel-sheets onjuist waren.

Belanghebbende heeft zich voorts beroepen op strafverminderende omstandigheden (waaronder een wanverhouding ten opzichte van de ernst van het feit). De verhouding tussen de hoogte van de nageheven omzetbelasting over 2013 van € 101.045, de vergrijpboete van € 10.091 en de ernst van het verwijt, wijst volgens de Rechtbank echter niet op een wanverhouding. De Rechtbank ziet voorts geen aanleiding om de boete te matigen wegens samenloop en acht deze passend en geboden.

De Rechtbank matigt de vergrijpboete nog wel met 15% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2019:5166