Eiser is bestuurder van C Ltd., de beherend vennoot van een commanditaire vennootschap (hierna: de cv). In april 2014 stelt de Belastingdienst een boekenonderzoek in naar, onder andere, de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting van de cv. Dit onderzoek leidt tot verschillende correcties voor de jaren 2012 en 2013. De daarover opgelegde naheffingsaanslagen laat C Ltd. onbetaald. De inspecteur stelt eiser, als bestuurder van een lichaam dat zelf bestuurder is (art. 33 lid 1, onder a, IW 1990 jo. lid 3 IW 1990), hoofdelijk aansprakelijk voor de niet betaalde omzetbelasting. Eiser maakt bezwaar en gaat in beroep. In februari 2016, hangende het beroep, vermindert de inspecteur de naheffingsaanslag ambtshalve met € 2.245.

Voor de Rechtbank stelt eiser dat de bevindingen van het controlerapport onjuist zijn, dat de inspecteur de omzet volgens de jaarrekening voor de jaren 2012 en 2013, zonder de stukken te hebben ingezien, met € 10.000 per jaar heeft verhoogd en dat de inspecteur, door gebruik te maken van het controlerapport, in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De Rechtbank stelt voorop dat degene die op grond van art. 33 lid 1 onder a of b, IW 1990 aansprakelijk is, niet aansprakelijk is voor zover hij bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat de belasting niet is voldaan (disculpatiemogelijkheid, art. 33, lid 4, IW 1990). Eiser voert evenwel geen feiten en omstandigheden aan die tot disculpatie kunnen leiden. De Rechtbank acht eiser derhalve aansprakelijk voor de verschuldigde belasting. Dit bedrag dient evenwel verminderd te worden met een bedrag gelijk aan de ambtshalve vermindering van de naheffingsaanslag door de inspecteur.

Voorts overweegt de Rechtbank dat de inspecteur, blijkens voornoemde ambtshalve vermindering, kennelijk heeft geconcludeerd dat de theoretische omzetberekening niet langer voldoet als grondslag voor de naheffingsaanslagen omzetbelasting. Omdat de inspecteur ook niet heeft gemotiveerd waarom de omzet van eiser in beide jaren met € 10.000 moet worden verhoogd, vermindert de Rechtbank de aansprakelijkstelling derhalve verder met € 4.200 (21% van € 20.000).

De Rechtbank volgt eiser niet in diens stelling dat de inspecteur in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel heeft gehandeld. De aansprakelijkstelling bevat een voldoende motivering, en ook het gebruikmaken van gegevens die het resultaat zijn van een theoretische omzetberekening doet hier niet aan af. Ook ziet de Rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat door verweerder in vergaande mate onzorgvuldig is gehandeld, zodat ook het verzoek van eiser om een vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten niet wordt gehonoreerd.

De Rechtbank vermindert het bedrag van de aansprakelijkstelling met € 6.445.

Rechtbank Gelderland, 8 november 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:5867

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2016:5867