Betrokkene is onder meer veroordeeld voor de illegale handel in sigaretten waarover geen accijns is betaald. In de ontnemingsprocedure wijst Hof Amsterdam de vordering van het OM van € 31.200 af, omdat de vermeende winst zo zeer samenhangt met het niet betalen van accijns, dat de ontnemingsregeling wegens art. 74 AWR buiten toepassing moet blijven.

Betrokkene is zowel door Rechtbank Noord-Holland als door Hof Amsterdam veroordeeld voor een aantal strafbare feiten, waaronder overtreding van art. 5 van de Wet op de accijns. Het OM heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel dat betrokkene met de illegale sigarettenhandel zou hebben behaald berekend naar een bedrag van € 31.200.

Betrokkene stelt dat de ontnemingsregeling van art. 36e Sr niet van toepassing is en beroept zich hierbij op art. 74 AWR. Daarin is bepaald dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel op de voet van art. 36e Sr niet mogelijk is ter zake van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten. In casu gaat het volgens betrokkene om een ontneming op basis van overtreding van de Wet op de accijns, een belastingwet, en dat het dus aan de fiscus is om de niet aangegeven belasting alsnog te innen.

Het OM stelt echter dat de ontnemingsberekening niet ziet op het fiscale voordeel dat de betrokkene heeft verkregen door de overtreding van de Wet op de accijns, maar op de (volledige) winst die met de handel met de sigaretten is behaald en kwalificeert dat als voordeel uit witwassen.

Het Hof gaat daar niet in mee. Het OM vordert niet de door de betrokkene ontdoken accijns, maar de winst die hij op de sigarettenhandel heeft betaald. Hij heeft deze winst alleen kunnen maken, omdat hij ten onrechte geen accijns heeft betaald over de sigaretten. Deze winst hangt volgens het Hof zo zeer samen met het niet betalen van accijns, die de fiscus kan naheffen, dat de ontnemingsregeling op grond van art. 36e Sr buiten toepassing moet blijven. Daar komt nog bij dat het voordeel uit de winst bovendien bij de naheffing van de accijns in feite tenietgaat omdat daarin juist het wederrechtelijk verkregen voordeel is gelegen.

Gerechtshof Amsterdam 29 juni 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1866.