Verdachte heeft valse facturen opgemaakt en in zijn bedrijfsadministratie opgenomen. Een deel van de valse facturen is aan de Belastingdienst overgelegd toen deze een onderzoek naar de aangiftes omzetbelasting begon. Het Hof heeft onder andere bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan: belastingfraude (artikel 69 lid 2 AWR), het opmaken van een (deels) valse administratie (artikel 225 Sr lid 1) en het aan de Belastingdienst voor raadpleging beschikbaar stellen van valse stukken (artikel 68 lid 1 onderdeel c  jo. artikel 69 lid 2 AWR)).

De verdachte klaagt er in de eerste plaats over dat het Hof ten onrechte bewezen heeft verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift ten aanzien van ‘een deel van de bedrijfsadministratie’. Artikel 225 Sr zou volgens de verdachte niet betrekking moeten hebben op ‘een deel’ van de bedrijfsadministratie, maar op het geheel. De AG overweegt gelet op eerdere rechtspraak dat valse facturen inderdaad kunnen resulteren in een valse administratie als geheel, maar dat dit niet de mogelijkheid wegneemt om het valse gedeelte als zodanig in de tenlastelegging c.q. bewezenverklaring op te nemen. De eerste klacht zou in de visie van de AG daarom falen.

Ook klaagt de verdachte er over dat het Hof ten onrechte het opmaken van de valse facturen in de administratie als strafbaar feit in de zin van artikel 225 lid 1 Sr heeft gekwalificeerd terwijl feitelijk sprake was van gebruik richting de Belastingdienst. Het gebruik maken van een vals geschrift is strafbaar gesteld in artikel 225 lid 2 Sr maar dit mag, als het gebruik richting de Belastingdienst betreft, slechts op grond van de AWR worden vervolgd, zo bepaalt artikel 69 lid 4 AWR. De verdachte voert in feite aan dat het opmaken én ter beschikking stellen van de factuur één gedraging is. Nu de (gehele) gedraging al bewezen is verklaard, is de vervolging omzeild door aansluiting te zoeken bij artikel 225 lid 1 Sr (geschrift vervalsen ‘om’ als zodanig te gebruiken).

De AG overweegt dat het opstellen van een vals geschrift en het gebruik daarvan (naar derden) twee verschillende vergrijpen zijn. Het opstellen van de valse facturen is bewezenverklaard onder artikel 225 lid 1 Sr, en niet onder het tweede lid waarin het ‘gebruik’ van het valse geschrift strafbaar is gesteld. Het ‘gebruik’ van een vals geschrift is in het onderhavige geval bewezenverklaard onder het fiscale delict (artikel 68 jo 69 AWR, het ter beschikking stellen van valse administratie). Zodoende is de vervolguitsluiting van artikel 69 lid 4 AWR niet omzeild. De tweede klacht faalt in de visie van de AG daarom eveneens.

De AG merkt tot slot nog op dat wanneer de vervolgingsuitsluitingsgrond van toepassing is, dit niet leidt tot niet-strafbaarheid maar tot niet-ontvankelijkheid van het OM.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:PHR:2020:813