In 2012 heeft de AFM een lange lijst met namen van beleidsbepalers van financiële ondernemingen aan de Belastingdienst verstrekt met het verzoek of deze personen gebruik hadden gemaakt van de inkeerregeling. Op basis van de gegevens van de Belastingdienst heeft de AFM aan twee beleidsmakers van twee financiële ondernemingen die van de inkeerregeling gebruik hadden gemaakt, de maatregel van heenzending opgelegd.

In 2015 heeft de Rechtbank geoordeeld dat het opvragen van informatie door de AFM ontoelaatbaar was en dat de Belastingdienst deze gegevens niet had mogen verstrekken op basis van haar geheimhoudingsplicht. De Rechtbank is daarom van oordeel dat de AFM de door de Belastingdienst verstrekte gegevens niet voor het bewijs mocht gebruiken.

De AFM is vervolgens in hoger beroep gegaan. In hoger beroep bevestigt het College het oordeel van de Rechtbank dat de Belastingdienst de gegevens niet mocht verstrekken. Volgens het College kan evenwel niet worden gezegd dat de AFM de gegevens van de Belastingdienst heeft verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat gebruik hiervan door de AFM ontoelaatbaar moet worden geacht. Volgens het College was de opvatting dat gegevensverstrekking over de inkeerregeling ten behoeve van de betrouwbaarheidstoetsing mogelijk was, niet op voorhand onverdedigbaar. Daarnaast mag de AFM sinds 2016 wel fiscale informatie opvragen bij de Belastingdienst. Dit betekent dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de AFM de door de Belastingdienst verstrekte gegevens niet ten grondslag mocht leggen aan haar besluitvorming.

Het College oordeelt evenwel dat de maatregel van heenzending onevenredig zwaar was en geeft de AFM tien weken om een nieuw besluit te nemen.

College van Beroep voor het bedrijfsleven 22 februari 2017, ECLI:NL:CBB:2017:46 en ECLI:NL:CBB:2017:47

* de uitspraken zijn van enige tijd geleden, maar zijn niet eerder in de nieuwsbrief opgenomen.