De Raad van State vraagt in dit advies aandacht voor de rechtsbescherming van burgers bij de oplegging van bestuurlijke boetes door toezichthouders. Volgens de Afdeling zouden boetes boven de € 81.000 niet meer door toezichthouders, maar enkel door de strafrechter moeten kunnen worden opgelegd.

De Raad van State komt tot dit oordeel na een analyse van de ontwikkelingen van het punitieve bestuursrecht. In de loop der jaren is het bestuursrecht steeds meer ingezet voor zware en complexe overtredingen. Zij acht deze ontwikkeling zorgelijk, omdat het bestuursrecht minder waarborgen voor burgers en bedrijven kent dan het strafrecht. Daarnaast constateert de Raad van State dat bij de bepaling van de hoogte van de boetes wordt uitgegaan van uiteenlopende uitgangspunten waardoor de hoogte van boetes per departement verschillen. Ook zou er onvoldoende aandacht besteed worden aan het feit dat het strafrecht en het bestuursrecht geen gelijkwaardige stelsels zijn.

De Afdeling concludeert dat de rechtsbescherming in het punitieve bestuursrecht moet worden verzwaard en dat het bestuursrecht en strafrecht beter op elkaar moeten worden afgestemd. Sommige overtredingen lenen zich niet voor buitengerechtelijke afdoening en dienen daarom rechtstreeks aan de strafrechter te worden voorgelegd.

In het advies benoemt de Afdeling een aantal mogelijkheden voor de wetgever om de ongerechtvaardigde verschillen tussen het strafrecht en het bestuursrecht weg te nemen en de bescherming bij de bestuurlijke punitieve sancties te verzwaren. Als tussentijdse oplossing stelt zij voor een maximum bedrag in te stellen voor boetes die kunnen worden opgelegd door toezichthouders. Dat maximum bedrag zou moeten worden gesteld op € 81.000 Indien behoefte bestaat aan het opleggen van hogere boetes, dient de zaak via het strafrecht te worden afgedaan.

Staatscourant 14 september 2015, 30280

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-30280.html