Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag IB/PVV alsmede een vergrijpboete van € 27.994 opgelegd. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende heeft uit eigen beweging aangifte IB/PVV gedaan. Belanghebbende is daarna strafrechtelijk veroordeeld voor de handel in, dan wel het kweken van hennep. Naar aanleiding van deze veroordeling heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld, waarbij stukken uit het strafdossier zijn gebruikt. Daarbij is een vermogensvergelijking gemaakt door de inspecteur waaruit blijkt dat belanghebbende veel meer uitgaven heeft gedaan dan dat er aan inkomsten is genoten. Aan belanghebbende is naar aanleiding van de resultaten uit het boekenonderzoek een navorderingsaanslag alsmede een vergrijpboete opgelegd.

Belanghebbende stelt dat de inspecteur de gegevens uit het strafdossier onrechtmatig heeft verkregen omdat de formaliteiten die nodig zijn voor de uitwisseling van informatie niet zijn nageleefd, en dat deze stukken mitsdien niet als bewijs kunnen dienen. De Rechtbank stelt vast dat de officier van justitie achteraf toestemming heeft gegeven om de gegevens uit het strafdossier te gebruiken voor de heffing en inning van belastingen. De Rechtbank is van oordeel dat met het achteraf verlenen van de toestemming een eventuele formele tekortkoming alsnog is gedekt en ziet geen reden om de verkregen informatie buiten aanmerking te laten.

Ten aanzien van de vergrijpboete acht de Rechtbank het aannemelijk dat belanghebbende een aanzienlijk bedrag aan inkomen heeft genoten dat niet is aangegeven, terwijl dit wel had gemoeten. De Rechtbank acht voorts aannemelijk dat belanghebbende wist dat die inkomsten in zijn aangifte hadden moeten worden vermeld, maar dat dit bewust is nagelaten. Dusdoende heeft belanghebbende naar het oordeel van de Rechtbank welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door het doen van een te lage aangifte te weinig belasting zou worden geheven.

Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met één jaar en negen maanden vermindert de Rechtbank de vergrijpboete met 15%.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 juni 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:4226

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2016:4226