Belanghebbende exploiteert een transportonderneming en is houder van zware motorrijtuigen. Belanghebbende voldoet de verschuldigde belasting voor zware motorvoertuigen door middel van een maandaangifte.
Op enig moment is geconstateerd dat van de autosnelweg gebruik werd gemaakt zonder dat de verschuldigde belasting voor de aanvang van dat gebruik op aangifte was voldaan. Om die reden heeft de inspecteur 6 naheffingsaanslagen opgelegd met € 8 nageheven belasting alsmede 6 verzuimboeten van € 263. In geschil is onder meer of de boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende heeft gesteld dat haar medewerker, die normaliter de eurovignetten regelde, op vakantie is gegaan zonder deze taak over te dragen. Toen de directeur dit na twee dagen ontdekte, is direct contact opgenomen met de inspecteur waarbij is gevraagd of hij het rijden zonder vignetten achteraf nog kon herstellen. Dit bleek niet mogelijk. Belanghebbende is van oordeel dat het achteraf mogelijk moet zijn om een fout te herstellen. Verder stelt belanghebbende dat de heffingen en de boeteopleggingen onredelijk zijn.
De Rechtbank is van oordeel dat sprake is van een verzuim, nu de verschuldigde belasting niet tijdig is betaald. Volgens de Rechtbank is het de verantwoordelijkheid van belanghebbende, als ondernemer, om ervoor te zorgen dat de eurovignetten tijdig worden gekocht. De omstandigheid dat een medewerker op vakantie is gegaan en dit vergeten is te regelen tijdens zijn vakantie, leidt er naar het oordeel van de Rechtbank niet toe dat bij belanghebbende sprake is van afwezigheid van alle schuld. De verzuimboete is derhalve naar het oordeel van de Rechtbank terecht opgelegd.
De Rechtbank overweegt evenwel dat de verzuimboeten redelijk en proportioneel moeten zijn. Belanghebbende heeft ingegrepen zodra haar duidelijk werd dat sprake was van een omissie met de eurovignetten. De Rechtbank acht het dan redelijk te volstaan met één boete per auto waarvoor de omissie heeft gegolden. De Rechtbank zal 2 verzuimboeten vernietigen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 15 november 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8018
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2016:8018