Op 20 december 2017 heeft de Accountantskamer acht accountants geschrapt uit het accountantsregister voor de periode van één maand vanwege het niet afleggen van de eed.

De betrokken accountants stonden reeds voor een geruime tijd ingeschreven in het accountantsregister. De Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) heeft de betrokkenen op 22 mei 2017 laten weten dat zij nog niet hadden geregistreerd dat zij de beroepseed voor accountants hadden afgelegd. De NBA heeft vervolgens gevraagd of betrokkenen de eed alsnog konden registreren, dan wel de eed alsnog af te leggen. Ongeveer een maand later heeft de NBA in een brief aan betrokkenen laten weten dat zij ervan uit ging dat zij de eed nog niet hadden afgelegd en hen nogmaals de mogelijkheid geboden dit alsnog te doen. Ook heeft zij medegedeeld voornemens te zijn een tuchtklacht in te dienen. Betrokkenen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid de eed alsnog af te leggen.

De Accountantskamer is van oordeel dat het verplichten tot het afleggen van een beroepseed past in de omschrijving van het bevorderen van een goede beroepsuitoefening door accountants, onder meer door het vaststellen van beroepsreglementering en het zorgdragen voor de eer van de stand van de accountants.

De Accountantskamer is daarom van oordeel dat de Verordening rechtsgeldig tot stand is gekomen en mitsdien geldt voor alle leden van de beroepsorganisatie, ook voor degenen die zich met de inhoud ervan niet kunnen verenigen. Dat betekent dat elke accountant gehouden is de beroepseed af te leggen.

De NBA heeft aangevoerd dat het niet afleggen van de eed duidt op een gebrek aan besef bij betrokkenen van het belang van het beginsel van professionaliteit. De Accountantskamer heeft hierbij aangesloten en is van mening dat door het niet afleggen van de verplichte beroepseed, betrokkenen daadwerkelijk het accountantsberoep in diskrediet hebben gebracht.

Voor consultatie van de volledige uitspraken zie ECLI:NL:TACAKN:2017:80 t/m 87.