Een accountant was samen met vier potentiële medevennoten (waaronder klaagster) van plan een bedrijf op te zetten. Dit bedrijf zou zich gaan richten op de automatisering van de contacten tussen accountantskantoren en hun klanten. Tijdens de gesprekken heeft betrokkene onder meer inzicht gekregen in het businessplan van klaagster. Deze gesprekken zijn gevoerd onder een geheimhoudingsovereenkomst. Uiteindelijk heeft betrokkene besloten om niet verder te gaan met klaagster. Met twee van de andere potentiële vennoten richt betrokkene een nieuwe vennootschap op, die vervolgens in concurrentie is getreden met klaagster. Tegen de betrokkene is een klacht ingediend.

Betrokkene voert aan dat zijn gedragingen alleen moeten worden getoetst aan de fundamentele beginselen van professionaliteit en niet aan de fundamentele beginselen uit artikel 2 van de VGBA. Betrokkene stelt dat hij handelde als ondernemer en niet uit hoofde van zijn beroep als accountant. De Accountantskamer stelt dat de VGBA niet de beperkte reikwijdte heeft die betrokkene voorstaat. De Accountantskamer vindt steun voor deze conclusie in de toelichting op artikel 42 van de Wab, waarin staat dat het niet de bedoeling is van dat artikel om het tuchtrecht te beperken tot het beroepsmatig handelen als accountant. De Accountantskamer wijst tevens op de toelichting op artikel 6 VGBA, die expliciet stelt dat het eerlijk en oprecht optreden van een accountant onder meer inhoudt dat hij eerlijk zaken doet en de waarheid geen geweld aandoet. Ditzelfde geldt volgens de Accountantskamer ook voor de andere fundamentele beginselen in artikel 3 lid 2 van de VGBA.

De Accountantskamer stelt evenwel dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat het betrokkene slechts te doen was om ‘inside information’ te verkrijgen over haar bedrijf. De korte tijdspanne tussen het beëindigen van de gesprekken met klaagster en het oprichten van de nieuwe vennootschap met de twee medevennoten wettigt ook niet de conclusie dat betrokkene niet eerlijk en oprecht is geweest. Verder stelt de Accountantskamer dat het aangaan van de concurrentie met klaagster geen tuchtrechtelijke verwijtbaarheid oplevert voor betrokkene en dat klaagster niet voldoende bewijs heeft aangeleverd voor de stelling dat betrokkene zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Hoewel de Accountantskamer het verweer van betrokkene verwerpt, komt het op grond van de feiten in de zaak tot de conclusie dat alle klachten ongegrond zijn.

De Accountantskamer 27 januari 2017, ECLI:NL:TACAKN:2017:11

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TACAKN_2017_11