Een accountantskantoor heeft diensten verleend aan een echtpaar en hun landbouwbedrijf. De diensten bestonden onder meer uit het samenstellen van jaarrekeningen en het opstellen van jaarlijkse verrekeningen tussen de echtgenoten in verband met hun huwelijkse voorwaarden. Een AA [betrokkene] en een medewerker [C] waren beiden betrokken bij de dienstverlening. In het kader van hun scheiding hebben de echtgenoten [C] gevraagd om een opstelling te maken van hun vermogen.

De echtgenoot [klager] richt zijn klachten tot betrokkene en stelt onder meer dat de berekeningen onjuist zijn en daarom ondeskundig en onzorgvuldig zijn opgesteld.

Betrokkene heeft gesteld dat hij de berekeningen niet heeft gemaakt, dat hij daar niet bij betrokken was en dat hij daarvan zelfs geen wetenschap heeft gehad. Volgens de Accountantskamer leidt dit ertoe dat betrokkene niet vaktechnisch verantwoordelijk kan worden gehouden voor die werkzaamheden en dus niet tuchtrechtelijk aanspreekbaar is (zie uitspraak CBb van 22 april 2014; ECLI:NL:CBB:2014:158).

Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat volgens de interne regels van het kantoor, de opdrachten die aan [C] zijn verstrekt door een accountant van de vestiging hadden moeten worden geaccepteerd, althans dat bij de uitvoering daarvan een accountant vaktechnisch betrokken had moeten worden. Dit is bij de onderhavige opdrachten in strijd met die regels niet gebeurd. Betrokkene heeft daarnaast toegevoegd dat hijzelf verantwoordelijk was voor het naleven van het stelsel van kwaliteitsbeheersing door de medewerkers van de vestiging.

Ook in deze omstandigheden ziet de Accountantskamer geen aanleiding om betrokkene alsnog vaktechnisch verantwoordelijk te houden voor het handelen waarop de klacht ziet, omdat er geen grond is om aan te nemen dat de betreffende interne regels structureel niet werden of worden nageleefd. De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.

De Accountantskamer 9 december 2016, ECLI:NL:TACAKN:2016:115

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI__NL__TACAKN__2016__115