BV X is actief in de paardenbranche en wordt onder meer verdacht van het onterecht terugvragen van omzetbelasting door in strijd met de waarheid hebben doen voorkomen alsof er paarden zijn ingekocht en verkocht. Het OM (klager) stelt dat betrokkene (a) opzettelijk een leningsovereenkomst valselijk heeft opgemaakt, (b) onzorgvuldig is geweest bij het verwerken van de gegevens van zijn cliënt en (c) heeft nagelaten een Wwft-melding te doen.

Om redenen van proces-economie wordt door de Accountantskamer eerst klachtonderdeel (b) besproken. Volgens de Accountantskamer is de accountant tekort geschoten in de van hem te verlangen opmerkzaamheid, nu er voldoende aanwijzingen waren, die bij hem twijfel hadden moeten doen rijzen aan de juistheid van de facturen, die ten grondslag lagen aan de in geding zijnde aangiften. Zo betaalde BV X haar nota’s niet en bleven de kosten van voer, veearts en personeel vrijwel hetzelfde terwijl de voorraad paarden verdubbelde. Daarnaast mag meer oplettendheid mogen worden verwacht als de ingediende aangiften omzetbelasting resulteren in hoge terug te geven bedragen. Bovendien had BV X een negatief eigen vermogen, hoge schulden en werden de facturen van de accountant zelf ook niet betaald. Tenslotte had de accountant als fiscalist moeten zien dat een verkeerd btw-percentage in de facturen stond.

Gelet hierop had betrokkene, voordat hij namens zijn cliënte overging tot indiening van de in geding zijnde aangiften omzetbelasting (nader) onderzoek moeten verrichten naar de juistheid van de facturen die daaraan ten grondslag lagen, bijvoorbeeld door van de cliënte te verlangen dat zij inzage verschafte in de gegevens van de betreffende bankrekening en/of meer gegevens verschafte over de verkregen financiering en de daadwerkelijke overdracht van de paarden.

De klachtonderdelen (a) en (c) slagen eveneens. Ten aanzien van klachtonderdeel (a) is de Accountantskamer van oordeel dat de accountant bekend had kunnen worden met de onjuistheden in de leningsovereenkomst. De Accountantskamer is van oordeel dat, hoewel niet aannemelijk is gemaakt dat betrokkene dit opzettelijk heeft gedaan, ook hier sprake is van een aan betrokkene te verwijten onzorgvuldigheid. De Accountantskamer neemt daarbij in aanmerking dat van verschoonbaarheid geen sprake meer kan zijn en deze onzorgvuldigheid hem valt aan te rekenen. Al deze feiten en omstandigheden gaven ook voldoende aanleiding voor het moeten doen van een Wwft-melding.

Er is volgens de Accountantskamer in verregaande mate sprake van naïviteit waardoor de signalen van fraude zijn gemist. Gelet hierop acht de Accountantskamer de maatregel van berisping passend en geboden.

Accountantskamer 14 maart 2016, ECLI:NL:TACAKN:2016:20

http://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI__NL__TACAKN__2016__20